Mr. F. H. A. de Graaff was als secretaris verbonden aan AWV(N) van 1920 tot 1945, en in de periode 1950-1960 voorzitter van de Stichting van de Arbeid. Een poging tot een portret van een de grondleggers van de werkgeversvereniging.
Hij was vrijwel vanaf het prille begin aan AWV verbonden: mr. F. H. A. de Graaff. Een klein jaar na de oprichting van de werkgeversvereniging trad hij reeds in dienst – als tweede secretaris. Waarschijnlijk was dat z’n eerste echte baan, want De Graaff had tot die tijd de nodige jaartjes doorgebracht aan de Universiteit van Amsterdam. Haarlem’s Dagblad meldt dat hij op 23 mei 1914 z’n kandidaatsexamen in de rechtswetenschap behaalde; De Zeeuw, christelijk nieuwsblad voor Zeeland, meldt vijf jaar later, op 11 oktober 1919, dat hij z’n doctoraal nu ook op zak heeft. Frederik Hendrik Albert de Graaff – roepnaam Frits, geboren op 4 maart 1893 in Edam – was ruim 26 jaar oud toen hij de collegebanken achter zich liet.
Tweede man
Bij AWV wordt De Graaff de tweede man binnen de bureau-organisatie; mr. dr. J.J.M. Noback heeft als eerste secretaris, een functie die hij sinds de oprichting bekleedt, de dagelijkse leiding. Als Noback vlak na de kerst van 1935 tijdens een verblijf in Zwitserland overlijdt, schuift De Graaff een plaatsje op in de AWV-hiërarchie en krijgt hij de leiding over het verenigingsbureau.
Volle agenda
Uit krantenonderzoek doemt van De Graaff vooral het beeld op van een beroepsbestuurder: hij haalt vooral de kolommen als er ergens een commissie of bestuur benoemd wordt. Zo melden kranten uit de jaren dertig o.a. dat hij in de geschillencommissie van het pensioenfonds voor het trampersoneel plaatsneemt (waarin ook de legendarische vakbondsleider Henri Polak zitting heeft) en dat hij namens het meubelbedrijf(?!) toetreedt tot een commissie die zich buigt over de (on)wenselijkheid van het bindend verklaren van de in de cao opgenomen arbeidsvoorwaarden op niet-georganiseerde arbeiders.
Ook ir. Haveman (die samen met De Graaff de werkgeversvereniging door de bezettingsperiode loodste) schrijft zijn eigen aanstelling op 1 september 1941 als tweede secretaris toe aan de uitpuilende agenda van De Graaff. Het is, schrijft Haveman in z’n brief over de wederwaardigheden van AWV tijdens de oorlog, makkelijk te voorzien dat door de plannen van de Duitsers ‘de werkzaamheid van het secretariaat der vereniging aanzienlijk zou uitdijen. Mr. F. H. A. de Graaff, de secretaris der vereniging, was tevens benoemd tot secretaris van de Bedrijfsgroep Papier en Papierverwerkende Industrie en der Bedrijfsgroep Houtindustrie, alsmede van verschillende Vakgroepen onder deze Bedrijfsgroepen ressorterende, terwijl hij ook de functie van Directeur van het Rijksbureau voor Papier vervulde.’
Inderdaad, daar kon bij AWV wel een mannetje (m/v) bij.
Kantoor-Haveman
Voorjaar 1942 werd evenwel duidelijk dat de AWV haar einde naderde. Haveman: ‘Het Nederlands Arbeidsfront pretendeerde de representatieve sociale organisatie te zijn voor werkgevers en arbeiders, waarnaast voor geen andere werkgeversvereniging of arbeidersorganisatie plaats was. Teneinde te voorkomen dat de AWV door het NAF met al haar eigendommen opgeslokt zou worden, werd zij als economische vereniging geconstrueerd en in liquidatie gebracht door de Hoofdgroep Industrie. Tot liquidateuren werden de voorzitter en secretaris benoemd.’ De laatste was De Graaff dus. Hij en Haveman besloten vervolgens een particulier kantoor op te richten dat de werkzaamheden van AWV zou voortzetten, grotendeels ondergronds. In november 1942 verbrak De Graaff formeel de banden met het kantoor. Noodgedwongen: het werd functionarissen van een bedrijfsgroep verboden tegelijkertijd verbonden te zijn aan een sociaal-adviesbureau. ‘In werkelijkheid bleef er steeds een goed en vriendschappelijk overleg tussen De Graaff en mij over de algemene leiding van het kantoor’, aldus Haveman.
Het kantoor-Haveman hield op 31 december 1944 op te bestaan, ‘terwijl mr. F. H. A. de Graaff daarna een beroep op de bereikbare ondernemingen zou doen om de nodige financiële steun te verkrijgen teneinde na de winterslaap-periode de organisatorische wederopbouw aan te kunnen vangen’.
Een van de redenen voor Havemans besluit was het ontwerp voor een naoorlogse overlegorganisatie, ‘de Stichting voor den Arbeid’ dat in de zomer van 1944 vorm had gekregen. Haveman zag de StvdA bepaald niet zitten. De Graaff wel – dat is de onvermijdelijke conclusie als we De Graaffs verdere loopbaan in ogenschouw nemen.
Papier
Na de bevrijding hield De Graaff AWV voor gezien; de secretaris van de bedrijfsgroep Papier in oorlogstijd koos ook in vredestijd voor papier. Hij trad toe tot de directie van Koninklijke Papierfabrieken Van Gelder Zonen N.V., waar de toenmalige AWV-voorzitter H. Smidt van Gelder de scepter zwaaide. Maar ook nu weer vult De Graaff z’n agenda weer snel met nevenwerkzaamheden: De Graaff werd in 1950 voorzitter van het Centraal Sociaal Werkgevers Verbond (CSWV).
Het CSWV was destijds een soort tweelingzusje van het Verbond van Nederlandse Werkgevers (VNW; in 1967 fuseerden VNW en CSWV tot VNO). Het CSWV behartigde de economische belangen van het bedrijfsleven, het CSWV deed de sociale aangelegenheden, inclusief de loonpolitiek.
In z’n hoedanigheid als CSWV-voorzitter werd De Graaff benoemd tot (werkgevers-)voorzitter van de Stichting van de Arbeid. Hij was de derde werkgeversvoorzitter van de StvdA; mr. Stikker (1945-1948) en ir. Damme (1948-1949) gingen hem voor. De Graaff bekleedde de functie ruim tien jaar: van januari 1950 tot november 1960.
Soort mens
Er is opmerkelijk weinig te vinden over De Graaffs periode als CSWV- en/of StvdA-voorzitter. Maar ook over hem zelf persoonlijk eigenlijk. Voor Hollands Weekblad reden om eind 1960 een verslaggever naar de afscheidsrede van De Graaff als voorzitter van de StvdA te sturen. ‘Wat voor een soort mens is eigenlijk een fabrieksdirecteur die jaren lang een vooraanstaande, bepaald niet zorgeloze, uitermate tijdrovende en vaak onderschatte functie bekleedt in een organisatie van werkgevers? De vraag dringt zich op vanwege het afscheid van mr. F.H.A. de Graaff, voorzitter van het CSWV en actief man in een stuk of wat andere toporganisaties als de Stichting van de Arbeid.’
Heel ver komt Hollands Weekblad ook niet. De Graaff wordt getypeerd als ‘een man die leiding kon geven, d.i. af en toe glashard kon zijn, en die daarnaast tot een grotere mate van dienstbaarheid bereid was dan de doorsnee-ondernemer gemeenlijk kan opbrengen’. De Graaff wordt geroemd omdat hij ‘in tal van gevallen de ondernemers opgevoed’ heeft en de samenwerking tussen de werkgevers onderling en die tussen werkgevers- en werknemersorganisaties aanzienlijk versterkte. ‘De constructieve wil moet ergens belichaamd worden in de figuur van een verbondsvoorzitter.’
Vraagteken
De Graaff was 67 jaar bij z’n afscheid als StvdA-voorzitter. Natuurlijk ging een man die volle agenda’s gewoon is, niet gewoon achter de geraniums zitten. Al in 1958 had hij aangekondigd na z’n periode bij de CSWV en de StvdA het voorzitterschap van het Nederlandse Rode Kruis te gaan bekleden. En zo geschiedde.
In 1966, op 73-jarige leeftijd duikt hij nog op als voorzitter van Het Nederlands Fabricaat, de club ter promotie van Hollandse waar (Koning Willem 1-prijs). Z’n kaars is daarna langzaam maar zeker uitgedoofd.
De Graaff overleed op 28 september 1975.