29 november 2022

Voltijdbonus? Ja, maar liever een meerurenbeloning

Onlangs kondigde minister Wiersma experimenten aan met de voltijdbonus in het onderwijs. De inkt is nog niet droog of kritische geluiden zijn al te horen. Is dit de manier om mensen tot meer uren werken te verleiden?

AWVN vindt het positief dat het kabinet onconventionele ideeën uitprobeert om de krapte te verlichten, maar pleit er tegelijkertijd voor om structurele maatregelen niet op de lange baan te schuiven én om de voltijdbonus te verbreden tot de meerurenbeloning.

Taboe op arbeidsduur doorbreken
Uitgangspunt van de voltijdbonus van minister Wiersma is dat docenten die meer uren gaan werken of voor een voltijdbaan kiezen, vijf procent salaris extra verdienen per kwartaal. De scholen betalen de bonus zelf, het ministerie biedt praktische ondersteuning. Ook minister Van Gennip en een meerderheid in de Tweede Kamer steunen de voltijdbonus.

Het idee sluit aan bij een eerdere oproep van AWVN om het taboe op arbeidsduur te doorbreken. Nederland heeft de afgelopen decennia succesvol de arbeidsparticipatie verhoogd, maar in het aantal gewerkte uren blijft ons land achter. Het aandeel deeltijdwerk ligt ver boven dat van andere Europese landen. In de sector van minister Wiersma – het primair en voortgezet onderwijs – werkt meer dan de helft van de docenten in deeltijd. Met het oog op een structureel krappe arbeidsmarkt, is de lage arbeidsdeelname in uren niet langer vol te houden. Maatschappelijk relevante diensten en producten – waaronder in de zorg, het OV en de kinderopvang – zijn niet (goed) leverbaar en zittend personeel lijdt onder de hoge werkdruk. Tegelijkertijd verdwijnen door de vergrijzing mensen van de arbeidsmarkt. Ook maakt de hoge deeltijdfactor kwetsbaar: vooral vrouwen zijn financieel afhankelijk van een partner.

Wat meer uren werk extra is vaak al genoeg
Het is goed dat het kabinet de voltijdbonus eerst op kleine schaal wil uitproberen. Te vaak wordt beleid omgegooid zonder dat de effecten bekend zijn. Wel moet de maatregel nog verder worden uitgewerkt. AWVN pleit ervoor om de invulling niet te smal te maken. Niet alleen mensen die voltijd willen werken zouden in aanmerking moeten komen voor een extraatje, maar ook mensen die een paar uur extra willen werken. Een paar extra uren is voor veel mensen te overzien, terwijl een voltijdbaan te veel gevraagd is. De meeste organisaties zijn al geholpen met enkele werkuren meer.

Daarnaast moet duidelijk zijn dat het om een tijdelijke beloning gaat. Bedrijven moeten immers voorkomen dat structurele beloningsverschillen tussen medewerkers ontstaan op basis van arbeidsduur. Ander punt is dat de bonus nu vooral wordt gezien als extra salaris, terwijl deze ook de vorm van een belastingkorting kan krijgen. Verscheidene werkgevers kennen op dit moment een meerurentoeslag. Die toeslag heeft een ander doel dan de bonus – namelijk om mensen die (tijdelijk) meer uren werken gelijk te belonen met mensen die voltijd werken – maar wat deze werkgevers daardoor weten, is dat een groot deel van de toeslag verdwijnt richting Belastingdienst. Dat moet worden voorkomen.

Tot slot zijn andere beloningsvormen dan salaris denkbaar, zoals meer zeggenschap over werktijden of extra vrije dagen (waarbij het netto aantal gewerkte uren uiteraard wel hoger wordt). De term bonus is dan minder passend, te meer omdat mensen de term associëren met prestatienormen.

Naar een betere urenbalans
De hamvraag is of de meerurenbeloning voldoende interessant voor werknemers is. Wat we weten, is dat er potentieel is. Van de deeltijdwerkers gaat het bij ruim een derde om een baan van minder dan 20 uur per week. Dit zijn niet alleen mensen die om zorg- of gezondheidsredenen kiezen voor een kleine baan. Zo vond het SCP dat vrouwen die een deeltijdbaan hebben vanwege de zorg voor kleine kinderen, daaraan vasthouden als de kinderen opgegroeid zijn. Eén verklaring is dat simpelweg niet gevraagd is om het contract uit te breiden. Uit ander SCP-onderzoek blijkt dat veel werkende vrouwen positief antwoorden op de vraag om meer te gaan werken, mits de omstandigheden dit toelaten. Werken meer lonend maken, zou sommigen over de streep kunnen trekken.

Dit betekent overigens niet dat iedereen meer uren zou moeten werken. Het gaat erom dat de beroepsbevolking in totaal meer uren maakt. Met andere woorden: Nederland moet tot een betere urenbalans komen. Om bijvoorbeeld een werkende moeder van een werkweek van 20 naar 32 uur te laten gaan, zou het behulpzaam zijn als een werkende vader kan terugschakelen van 40 naar 32 uur. Onder de streep neemt het aantal arbeidsuren dan toe. Voor sommige bedrijven en sectoren zit de uitdaging dus in het stimuleren van grotere arbeidscontracten, terwijl andere juist meer te winnen hebben bij het omarmen van deeltijdwerk.

Los de systeemfouten op
Dat de voltijdbonus geen structurele oplossing is, beseft AWVN. Het idee legt bloot dat vanuit het huidige fiscale stelsel en arbeidsmarktbeleid, en samenhangende beleidsterreinen zoals kinderopvang en onderwijs, te weinig stimulansen uitgaan om voor een volledige baan te kiezen. Het kabinet zou het probleem bij de bron moeten aanpakken en het systeem voltijdvriendelijker moeten maken. De voltijdbonus mag dit niet in de weg staan.

Verder zijn er serieuze twijfels of de voltijdbonus juridisch houdbaar is. Het College voor de Rechten van de Mens stelt dat met een voltijdbonus (en varianten daarop) onderscheid ontstaat naar arbeidsduur (en wellicht ook sekse). Het instrument zou oneerlijk zijn ten opzichte van mensen die er niet voor in aanmerking komen, zoals medewerkers die niet voltijd kúnnen werken of medewerkers die dat al doen. Onderscheid maken is alleen toegestaan als er een objectieve rechtvaardiging voor is. Hiervan is sprake als een maatregel geschikt, noodzakelijk en evenredig is. Kritieke personeelstekorten zouden een rechtvaardiging kúnnen vormen als aangetoond is dat dit in de betreffende functie aan de hand is, maar het College betwijfelt dit. Ook benadrukt het College dat er geen structurele verschillen tussen medewerkers mogen ontstaan.
Andere opvattingen zijn er overigens ook. Zo betoogt econoom Mathijs Bouman dat het huidige stelsel juist nadelig uitwerkt voor voltijders en een voltijdbonus eerder corrigerend dan discriminerend uitwerkt.

Geld niet enige prikkel
Tot slot is het belangrijk te beseffen dat de populariteit van deeltijdwerk niet enkel met geld heeft te maken, maar ook met de Nederlandse (werk)cultuur. Zo kent Nederland vrij traditionele opvattingen over de verdeling van zorgtaken en over de wenselijkheid van (uitgebreide) professionele kinderopvang. Bovendien zijn sommige functies volledig afgestemd op deeltijdcontracten (zoals in de schoonmaak, catering, thuiszorg en distributie) of vinden werknemers het werk te veeleisend om een volle werkweek te maken. Een voltijdbonus werkt dan waarschijnlijk vooral of zelfs alleen als werkgevers en werknemers bereid zijn de invulling van het werk aan te passen.

Voltijdbonus: het proberen waard
Al met al zijn er redenen om de verwachtingen te temperen. Toch is AWVN voorstander van experimenten met de voltijdbonus, of liever, met de meerurenbeloning. De arbeidsmarktkrapte houdt aan en zal ontwrichting blijven veroorzaken. Nederland zal buiten de geijkte paden moeten treden om oplossingen te vinden. Blijkt dit niet de oplossing? Dan zoeken we verder. AWVN moedigt niet alleen het kabinet, maar ook werkgevers en werknemers aan om te testen of een meerurenbeloning werkt  binnen breder beleid voor meer uren werken.

Deel dit artikel via: Deel dit artikel via Whatsapp Deel dit artikel via Twitter Deel dit artikel via Facebook Deel dit artikel via Linkedin Deel dit artikel via Mail
aanmelden