De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) heeft deze maand ′Arbo in bedrijf 2022-2023′ gepubliceerd. In 2022-2023 hebben inspecteurs 1.693 bedrijven bezocht in alle sectoren en van klein tot groot. In ′Arbo in bedrijf′ rapporteren zij over de resultaten van het onderzoek naar o.a. de naleving van de arboverplichtingen voor werkgevers, zoals de RI&E en de arbobasiscontracten.
Uit het onderzoek van de NLA blijkt dat het aantal werkgevers dat een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) heeft, de laatste jaren flink toeneemt. Een RI&E is wettelijk verplicht voor iedere werkgever met personeel in dienst. In een RI&E legt de werkgever vast met welke arbeidsrisico′s werknemers te maken kunnen krijgen, en welke maatregelen nodig zijn om deze te voorkomen of te verminderen. Het percentage van alle werkgevers dat een RI&E heeft, is in de afgelopen twee jaar gestegen van 50% in 2019-2021 naar 64% in 2022-2023. Deze toename van 14 procentpunten lijkt zich met name voor te doen bij kleine werkgevers (1-9 werknemers) en in de sectoren horeca, informatie en communicatie en de financiële dienstverlening. In totaal werkt nu 88% van de werknemers bij een werkgever die een RI&E heeft.
Kleine werkgevers beschikken minder vaak over een RI&E dan grote werkgevers: van de werkgevers met minder dan vijf werknemers heeft 56% een RI&E, voor werkgevers met 5-9 werknemers is dat 68%, met 10-49 werknemers 78%, met 50-99 werknemers 91%. Van de werkgevers met 100 of meer werknemers heeft 92% er een. Deze verschillen in naleving tussen kleinere en grotere werkgevers bestaan al sinds 2014.
Download het volledige rapport
of download de infrographic.
De aanwezigheid van een RI&E varieert ook tussen branches: in de sector Horeca heeft 56% van de werkgevers een RI&E, terwijl dat in de sector Openbaar bestuur en overheidsdiensten 90% is. Werkgevers binnen deze sectoren scoren door de jaren heen laag respectievelijk hoog als het gaat om het hebben van een RI&E. Wel is sinds 2022-2023 het aantal werkgevers met een RI&E in Horeca aanzienlijk gestegen (in 2019-2021 had slechts 25% van de horeca werkgevers een RI&E).
Kwaliteit van de RI&E
Gemiddeld genomen worden de aparte aspecten van de RI&E en de RI&E als geheel bij een derde van de werkgevers als onvoldoende beoordeeld, bij ongeveer de helft als voldoende, en bij 8-18% als goed. Van alle werkgevers beschikt 62% over een plan van aanpak met maatregelen om de arbeidsrisico’s te voorkomen of beheersen.
Voor de toename van het aantal RI&E’s bestaan een mogelijke verklaringen. Ten eerste is het niet hebben van een RI&E sinds 2019 direct beboetbaar gesteld (voorheen kregen werkgevers alleen een waarschuwing en pas bij herhaling een boete). Ook zijn de boetes voor het niet hebben van een RI&E en een Plan van aanpak verhoogd. Daarnaast zijn er de afgelopen jaren campagnes gevoerd om het gebruik van een RI&E te vergroten, waaronder de grootschalige campagne ′Route naar RI&E′. Tot slot heeft de Arbeidsinspectie verschillende inspectieprojecten en interventies gericht op arbozorg gedaan om betere naleving van de kernverplichtingen te stimuleren.
Ondanks de wettelijke verplichting om een RI&E te hebben, ontbreekt deze toch nog bij veel werkgevers. De NLA ziet hiervoor verschillende oorzaken. De NLA maakt onderscheid tussen vier verschillende typen werkgevers.
Er zijn in de eerste plaats de nalevers, die voldoen aan de wettelijke verplichtingen. Onder de niet-nalevers bevinden zich niet-willers die zich niet houden aan de wet- en regelgeving uit (a) gemak, uit (b) principe: ze zijn het oneens met de wet- en regelgeving, uit (c) kostenoverwegingen: ze schatten in dat de pakkans en bijbehorende hoogte van de boete opwegen tegen de kosten (geld, tijd, moeite) om zich conform de regels te gedragen, of (d) uit criminele overwegingen: ze zetten willens en wetens constructies op om de wet te overtreden. Niet-nalevers zijn ook de zogenaamde niet-kunners (werkgevers die bekend zijn met de regels en die willen naleven, maar dit niet kunnen door gebrek aan middelen of mogelijkheden). Als laatste zijn er de niet-weters (werkgevers die de regels niet of onvoldoende kennen en die zich niet bewust zijn dat deze overtreden worden).
De NLA weegt de motieven van de werkgever mee bij de interventies. Hoe beter een interventie namelijk aansluit op de motieven van werkgevers om niet na te leven, hoe groter de kans op duurzame gedragsverandering.
Sinds juli 2017 is het verplicht voor elke werkgever in Nederland om een basiscontract met een gecertificeerde arbodienst, een BIG-geregistreerde werkgeversarts of gecertificeerd arbokerndeskundige te hebben. Het basiscontract stelt minimumeisen aan het contract tussen werkgevers en kerndeskundigen. De werkgever is zelf verantwoordelijk voor de inhoud van het basiscontract. In het basiscontract zijn werkafspraken gemaakt voor de diensten waarvoor de werkgever zich volgens de Arbowet moet laten bijstaan door kerndeskundigen (werkgeversarts, veiligheidskundige, arbeidshygiënist of arbeids- en organisatiekundige). In totaal moeten 11 elementen (diensten en werkafspraken) worden opgenomen in het basiscontract. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om ziekteverzuimbegeleiding en de toetsing en advisering over de RI&E, maar ook overleg tussen kerndeskundigen, OR en de preventiemedewerker, en advisering over preventie. Uit het onderzoek van de NLA blijkt dat 80% van alle werkgevers een contract met een interne of externe arbodienst en/of een andere arbodienstverlener.