In de brief geeft de minister aan dat het urgent is om op korte termijn maatregelen te nemen om de WIA te vereenvoudigen omdat de uitvoerbaarheid onder (te) grote druk staat. Zo bleek er onlangs sprake te zijn van ernstige fouten bij het toekennen van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.
Bovendien leidt de huidige wetgeving tot ervaren hardheden, complexiteit en onzekerheid. Dit zorgt ervoor dat in sommige gevallen werknemers de stap richting (meer) werk niet durven te zetten. Ook werkgevers ervaren onzekerheden, bijvoorbeeld vanwege het risico op loonsancties.
In de brief worden (nog) geen concrete maatregelen aangekondigd, maar de minister geeft wel een duidelijke richting aan waar hij deze kabinetsperiode op in wil zetten. De minister noemt daarbij het afschaffen van de IVA en het afschaffen van de vervolguitkering WGA als kern van de maatregelen die kunnen helpen om de complexiteit van de wetgeving te verminderen, en die daarom ook door OCTAS in haar eindreportage genoemd zijn. Het kabinet schetst daarnaast een beeld van de hervormingen voor de lange termijn, waarbij het een aantal ideeën uit het OCTAS-rapport verder verkent en uitwerkt. Sociale partners, uitvoerders en de mensen om wie het gaat worden zowel betrokken bij de verbeteringen voor de korte termijn, als de lange termijn.
De brief is bedoeld als startpunt voor een bredere stelseldiscussie, want om alle knelpunten in het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid op te lossen zijn volgens de minister meer fundamentele wijzigingen nodig. In een bijlage van de brief worden daarom alle door OCTAS genoemde maatregelen uitgewerkt. Volgens de minister moeten in de hervormingen voor de lange termijn eenvoud, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid voorop staan.
• Eenvoud betekent bovenal dat het stelsel begrijpelijk en duidelijk is voor burgers (waaronder werknemers) en bedrijven (werkgevers). Hierdoor weten mensen wat hun rechten en plichten zijn en kunnen zij deze benutten en naleven. Het stelt hen beter in staat om de gevolgen van hun keuzes te overzien.
• Uitvoerbaarheid waarborgt dat er genoeg capaciteit is bij uitvoeringsorganisaties, nu en in de toekomst, om regelingen goed en efficiënt uit te kunnen voeren. Dit beperkt de wachttijden tot redelijke termijnen en verkleint de kans op het maken van fouten door uitvoerders (link naar de berichtgeving over de vele foute berekeningen bij UWV). Dit moet resulteren in een betrouwbaar systeem met verbeterde bereikbaarheid voor burgers en werkgevers.
• Betaalbaarheid draagt eraan bij dat het stelsel ook financieel en economisch toekomstbestendig is. Werkgeverslasten in de vorm van premies moeten houdbaar zijn en in de juiste verhouding staan tot maatschappelijke en economische voordelen van het stelsel.
• Lange termijn: naar een stelsel voor alle werkenden waarin werk vooropstaat.
De minister geeft aan dat hij in ieder geval twee ideeën voor fundamentele veranderingen op de lange termijn nader wil uitwerken. Ten eerste wil hij onderzoeken hoe een stelsel eruit zou kunnen zien dat gericht is op wat mensen nog wél kunnen. Dat is ook nu al een belangrijk uitgangspunt van de WIA. Maar de minister wil vooral onderzoeken hoe de ondersteuning naar werk het startpunt kan zijn. Het gedetailleerd beoordelen van de mate van arbeidsongeschiktheid zou op een andere manier en/of op een later moment kunnen worden gedaan. Dit is één van de kerngedachtes uit de variant ‘Werk staat voorop’ van OCTAS.
Een tweede variant van OCTAS (‘Basis voor werkenden’) is het idee van een stelsel met min of meer gelijke rechten en plichten voor alle werkenden. De minister wil verder onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om arbeidsongeschiktheidsregelingen voor verschillende groepen werkenden in meer of mindere mate te harmoniseren, waar ruimte lijkt voor meer gelijke mate van bescherming en begeleiding. Daarbij is het nodig om ook de budgettaire gevolgen van deze fundamentele wijzigingen van het stelsel in kaart te brengen. Dit is van belang voor werkgevers die via premies een flink deel van deze kosten financieren.
De minister benadrukt verder het belang van een integrale visie. Dat betekent dat ook moet worden gekeken naar de eerste twee ziektejaren, re-integratie, preventie, en de verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer. Het OCTAS-rapport richtte zich met name op het stelsel voor arbeidsongeschiktheid dat pas ingaat ná de eerste twee ziektejaren. Het gaat daarbij volgens de minister om het fundamenteel anders vormgeven van de (medische) beoordeling als startpunt van de WIA, die aanvankelijk meer gericht zou kunnen worden op de re-integratie, en om het in meer of mindere mate harmoniseren van regelingen voor alle werkenden.
35-minners
Om beter zicht te krijgen op de arbeidsmarktpositie en situatie van de groep mensen in de doelgroep ’35-minners’ (mensen die voor minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn bevonden) is de afgelopen periode een aantal onderzoeken verricht. Een relevant inzicht is dat mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt oververtegenwoordigd zijn in die groep. Daarnaast blijkt dat vooral 35-minners met een als slecht ervaren gezondheid, het niet lukt om aan het werk te komen. De rapporten laten zien dat veel 35-minners behoefte hebben aan meer én persoonlijker begeleiding. De minister wil met UWV in gesprek gaan over de uitkomsten van deze rapporten om de situatie van deze doelgroep te verbeteren onder meer door een meer doelmatige dienstverlening.
Hoe verder?
Veel moet nog worden uitgewerkt, onderzocht en besloten, benadrukt de minister. Sociale partners, uitvoerders en de mensen om wie het gaat zullen daarbij worden betrokken. De minister wijst er wel alvast op dat bijna elke genoemde ingreep tot stijging van de arbeidsongeschiktheidslasten zal leiden (en daarmee tot extra kosten voor werkgevers), hoewel vereenvoudiging ook tot besparing kan leiden. Dit zal allemaal afhangen van de invulling. Het versimpelen van het huidige stelsel kost volgens OCTAS alleen al 1 tot 2 miljard euro extra per jaar.
Wat vindt AWVN?
AWVN ziet dat het stelsel van arbeidsongeschiktheid piept en kraakt en steunt de minister in het nemen van maatregelen op de korte en lange termijn om het stelsel te verbeteren. Ook de uitgangspunten voor een nieuw stelsel kunnen op steun van werkgevers rekenen. Het is verder goed dat de minister zich bij het ontwerpen van een nieuw stelsel voorneemt ook te kijken naar de eerste twee ziektejaren en naar onzekerheden van werkgevers met betrekking tot loonsancties. Dit zijn zorgpunten waar werkgeversorganisaties al jaren op wijzen en die het draagvlak voor het stelsel onder werkgevers onder druk zetten.
Van belang is dat in een nieuw stelsel (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten zoveel mogelijk aan werk worden geholpen. Daarbij is een cruciale rol weggelegd voor werkgevers, heeft OCTAS opgemerkt. In de brief van de minister wordt echter nog niet aangegeven welke nieuwe instrumenten, zoals subsidie voor begeleiding, het kabinet wil ontwikkelen om werkgevers te ondersteunen bij het in dienst nemen en houden van werknemers met een arbeidsbeperking.
Een andere kanttekening is dat een indicatie van een tijdpad ontbreekt. Voor een discussie over een stelselherziening moet de nodige tijd worden genomen, er moet nog veel worden uitgewerkt. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk hoe een verzekering voor alle werkenden zich verhoudt tot de huidige plannen van een arbeidsongeschiktheidsregeling voor ZZP’ers. Ook (het nut van) de harmonisatie van regelingen voor de groep werknemers (vast en flex) wordt genoemd, maar niet nader toegelicht. In de tussentijd zullen een aantal maatregelen moeten worden genomen om de oplopende wachttijden bij de (her)keuringen bij de WIA aan te pakken en de steeds verder oplopende instroom in de WIA te beperken.De voorgestelde maatregelen voor de korte termijn (afschaffen van de IVA en WGA-vervolguitkering) vergen wetswijzigingen waarvan de realisatie op z’n minst nog enkele jaren vergt.