Doel van het wetsvoorstel is kleine (minder dan 25 keer de gemiddelde loonsom) en middelgrote werkgevers (25-100 keer de gemiddelde loonsom) meer wendbaar te maken door eerder duidelijkheid te geven tot welk moment zij de eigen functie van de zieke werknemer voor de betreffende medewerker beschikbaar moeten houden, zodat zij eerder tot vervanging kunnen overgaan. Het wetsvoorstel is een uitwerking van de afspraken die zijn gemaakt in het MLT-advies van de SER.
Het wetsvoorstel regelt dat kleine en middelgrote werkgevers de mogelijkheid krijgen vanaf de start van het tweede ziektejaar zich alleen te richten op re-integratie in het tweede spoor. Daarbij moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Met de voorgestelde maatregel krijgen werkgevers en werknemers duidelijkheid over het te volgen spoor bij re-integratie en de mogelijkheid tot vervanging van de werknemer in het tweede ziektejaar.
Na één jaar weet de werkgever hierdoor ook of de plek van de zieke werknemer nog voor hem beschikbaar gehouden moet worden. De werkgever hoeft namelijk straks na afsluiting van het eerste spoor de (eigen) functie van de werknemer niet meer beschikbaar te houden (ook niet na volledig herstel) en de werknemer niet meer te laten re-integreren in een functie in zijn organisatie. In het tweede ziektejaar is dan de re-integratie van de zieke werknemer volledig gericht op het tweede spoor. De werkgever blijft verantwoordelijk voor 104 weken loondoorbetaling bij ziekte en voor het verloop van het re-integratieproces.
Internetconsultatie
Het is tot 24 november 2023 mogelijk om een reactie te geven op het wetsvoorstel. U vindt de internetconsultatie op de site van de overheid.
Vragen over het wetsvoorstel?
Neem contact op met onze expert.
Het uitgangspunt is dat de werkgever en werknemer gezamenlijk kunnen besluiten tot afsluiting van het eerste spoor. Voorgesteld wordt dat de werknemer de mogelijkheid krijgt in te stemmen (uiterlijk in de 52e ziekteweek) met een voorstel van de werkgever om het eerste spoor vanaf de start van het tweede ziektejaar af te sluiten.
Voor afsluiting van het eerste spoor met instemming van de werknemer moet de werkgever die instemming uiterlijk aan het einde van het eerste ziektejaar krijgen. Vanwege de mogelijke gevolgen wordt geregeld dat de werknemer zijn schriftelijke (onvoorwaardelijke) instemming met het afsluiten van het eerste spoor binnen veertien dagen schriftelijk kan herroepen, zonder opgaaf van redenen (een zogenaamde bedenktermijn).
De bedenktermijn moet de werkgever schriftelijk melden aan de werknemer binnen twee werkdagen na de instemming. Laat de werkgever dit na, dan bedraagt de bedenktermijn drie weken. Instemmen met afsluiting van het eerste spoor heeft voor de werknemer geen gevolgen voor het recht op een werkloosheidsuitkering of ziektewetuitkering.
Als de werkgever en werknemer geen overeenstemming bereiken en de werkgever wil alsnog het eerste spoor afsluiten, dan moet de werkgever daarvoor op tijd – uiterlijk in de 42e ziekteweek – toestemming te vragen aan UWV. Uitgangspunt is dat UWV binnen acht weken na indiening van de aanvraag een beslissing neemt. Het UWV kijkt daarbij naar ondergenoemde drie aspecten.
1. Toets of sprake is van arbeidsongeschiktheid
UWV toetst of de werknemer op het moment van beslissen op de aanvraag tot de afsluiting van het eerste spoor de bedongen arbeid niet kan verrichten als gevolg van ziekte of gebreken.
2. Toets op re-integratie-inspanningen eerste ziektejaar
UWV toetst, net als bij de RIV-toets bij een WIA-aanvraag, of de re-integratie-inspanningen van de werkgever en de werknemer in het eerste jaar voldoende zijn geweest. Als er in het eerste spoor tekortkomingen zijn en deze hersteld kunnen worden in het tweede ziektejaar, krijgt de werkgever geen toestemming om de eerste spoor re-integratie af te sluiten.
3. Toets op mogelijkheden hervatting in (aangepast) eigen werk (eerste spoor) binnen 13 weken na afloop eerste ziektejaar
UWV toetst of te verwachten is dat de werknemer niet binnen 13 weken in staat is zijn eigen werk of zijn eigen werk in aangepaste vorm te verrichten.
Als alle onderdelen van de toets positief zijn, geeft UWV toestemming om het eerste spoor af te sluiten. Vanaf de start van het tweede ziektejaar mag de re-integratie zich dan volledig richten op het tweede spoor. De werkgever heeft dan de mogelijkheid om een vervanger voor de functie van de werknemer aan te nemen.
Krijgt de werkgever van UWV niet de gevraagde toestemming om de re-integratie in het eerste spoor af te sluiten, dan kan hij de kantonrechter te verzoeken om vervangende toestemming. Als de kantonrechter die verleent, dan geldt deze toestemming vanaf het moment van beslissen door de kantonrechter. Het verzoekschrift voor de vervangende toestemming moet binnen twee maanden na de beslissing van UWV worden gediend. Tegen de beslissing van de rechter staat hoger beroep en cassatie open.
Overigens kan de werknemer als door UWV toestemming is gegeven om de re-integratie in het eerste spoor af te sluiten aan de kantonrechter verzoeken om de werkgever te veroordelen om spoor 1 weer op te pakken.
De loondoorbetaling en het dienstverband van de werknemer van wie het eerste spoor is afgesloten en die in het tweede jaar volledig herstelt, blijft gedurende 104 weken na de eerste ziektedag in stand. De werknemer kan tijdens deze periode en zo lang nog sprake is van re-integratie-inspanningen in het kader van het tweede spoor, niet ontslagen worden. Het opzegverbod vervalt als de werknemer hersteld is en zijn (aangepaste) eigen werk heeft hervat, of na afloop van 104 weken.
Om het bovenstaande te borgen wordt in het wetsvoorstel een nieuw opzegverbod gecreëerd voor de werknemer die gedurende het tweede jaar volledig herstelt. In dat geval zal de werknemer zich bij zijn eigen werkgever beter moeten melden en in verband daarmee mogelijk een gesprek hebben met de bedrijfsarts.
De volledig herstelde werknemer heeft recht op doorbetaling van het volledige loon voor de resterende duur van het dienstverband zolang hij (door de afsluiting van het eerste spoor) niet in de gelegenheid wordt gesteld zijn bedongen arbeid te verrichten of niet bij een andere werkgever aan het werk is gegaan. Als de werknemer, na afsluiting van spoor 1, hersteld is en bij een andere werkgever gaat werken, dan worden zijn inkomsten in mindering gebracht op de loonbetalingsverplichting van de oude werkgever zolang het dienstverband duurt.
De werknemer die na het afsluiten van de eerste spoor re-integratie in het tweede jaar alsnog volledig herstelt, heeft alleen nog recht op terugkeer als diens arbeidsplaats nog niet is ingevuld door een werknemer die in dienst is bij de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd.
Als de werknemer na 104 weken nog arbeidsongeschikt is, volgt een WIA-keuring met een RIV-toets. De toets door UWV beperkt zich na afsluiting van spoor 1 tot een beoordeling van de re-integratie-inspanningen in het tweede spoor in het tweede ziektejaar. Als er geen bevredigend resultaat is behaald, de re-integratie-inspanningen onvoldoende zijn zonder dat daar geen deugdelijke grond voor is en de gebreken hersteld kunnen worden, zal UWV de werkgever een loonsanctie opleggen.
Het opzegverbod dat geldt bij een afgesloten eerste spoor re-integratie, eindigt twee jaar na de eerste ziektedag van de werknemer (ook als hij inmiddels hersteld is). Door het wetsvoorstel wordt binnen het ontslagstelsel een nieuwe ontslaggrond gecreëerd waarop de kleine of middelgrote werkgever in geval van afgesloten re-integratie in het eerste spoor een beroep kan doen, zowel in de situatie dat de werknemer nog ziek is als in de situatie dat de werknemer volledig hersteld is.
UWV toetst bij een beroep op de nieuwe ontslaggrond of aannemelijk is dat de werkgever voor de werknemer van wie het eerste spoor is afgesloten, naar verwachting binnen 13 weken geen arbeidsplaats beschikbaar heeft in eigen werk of in aanpaste eigen werk.
Van beschikbaarheid van het (aangepaste) eigen werk is straks sprake als hierin een vacature voorhanden is. Van beschikbaarheid is eveneens sprake als de (aangepaste) functie van de werknemer is ingevuld door een werknemer die niet bij de werkgever in dienst is op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of bepaalde tijd voor zover de resterende looptijd langer is dan 13 weken. De periode van 13 weken wordt gerekend vanaf het moment dat UWV een beslissing op de ontslagaanvraag neemt. UWV toetst bij de beoordeling van de ontslagaanvraag naast de redelijke grond voor ontslag of aannemelijk is dat herplaatsingsmogelijkheden ontbreken. Dit laatste toets onderdeel geldt alleen voor middelgrote werkgevers.
Ten aanzien van kleine werkgevers die ontslag aanvragen voor de werknemer van wie het eerste spoor is afgesloten wordt hiermee een vereenvoudiging aangebracht in de ontslagtoets voor het herplaatsingsvereiste. UWV toetst in deze gevallen niet (meer) of aannemelijk is dat het niet mogelijk is de werknemer binnen de redelijke termijn te herplaatsen in een andere passende functie.
Het moment van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is afhankelijk van de uitvoering door UWV. Voorgesteld wordt het wetsvoorstel van toepassing te laten zijn op personen die op of na de datum van inwerkingtreding hun eerste ziektedag hebben. Het daadwerkelijk op basis van onderhavig wetsvoorstel afsluiten van de re-integratie in het eerste spoor kan dus niet eerder dan één jaar na invoering hiervan aan de orde zijn. Werkgevers en werknemers kunnen zich zo op tijd op de gewijzigde wetgeving voorbereiden.