Hoe kunnen we werken in de zorg aantrekkelijker maken? Op die vraag wil de SER een antwoord formuleren met het advies Aan de slag voor de zorg. Eén van de aanbevelingen betreft een betere waardering voor het werk van zorgprofessionals. In opdracht van Brancheorganisaties Zorg zocht AWVN-beloningsexpert Jasper Schramade uit hoe het nu precies zit met de beloning in deze omvangrijke vitale sector.
′Simpel gezegd wilden we erachter komen of verpleegkundigen, verzorgenden en begeleiders nou echt zo weinig verdienen. Er is, zeker het afgelopen coronajaar, veel discussie ontstaan over de beloning in de gezondheidszorg, over de bonus voor zorgmedewerkers, ook in vergelijking met het onderwijs, die andere vitale sector tijdens de coronacrisis.′
′Dit onderzoek is, in het klein, eigenlijk al in 2019 begonnen, toen ik voor ziekenhuis Rijnstate in Arnhem een beloningsonderzoek deed. Daar hadden ze grote moeite met het aantrekken van IT-medewerkers, omdat ze hen geen marktconform salaris konden bieden. Dat maakte mij nieuwsgierig: als dit bij Rijnstate speelt, dan speelt het overal, aangezien de ziekenhuizen onder dezelfde cao vallen. Daarop hebben wij contact gezocht met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen. Die waren onder de indruk van onze analyse, vooral ook omdat ze zelf geen beloningsvergelijking kunnen maken met organisaties buiten de zorg. Toen kwam de coronacrisis, waarin de zorg in het middelpunt van de belangstelling stond. Brancheorganisaties Zorg, waarin ActiZ, de Nederland ggz, NFU, NVZ en VGN zijn verenigd, heeft ons toen gevraagd om het probleem van die marktconformiteit nader te onderzoeken. De uitkomsten van dit beloningsonderzoek zijn uiteindelijk in het SER-advies opgenomen.
We hebben gekeken naar de vijf zorg-cao’s, die samen goed zijn voor een kleine miljoen werknemers. Die cao’s hebben we vergeleken met de publieke sector (bijvoorbeeld provincies, gemeenten, UWV, waterschappen) en met de algemene markt (de gehele arbeidsmarkt zonder overheid en zorg). Op basis van 400.000 gegevens van werknemers uit deze vijf cao’s konden we een goed beeld schetsen van waar de grootste verschillen zitten. Met die grote aantallen is dit beloningsonderzoek meer dan representatief voor de hele zorgsector.′
′De salarissen aan de bovenkant (leidinggevenden, artsen) en de onderkant (laaggeschoold werk) in de zorg zijn prima. Het probleem zit in het middengebied, waar verreweg de meeste mensen in de zorg actief zijn, zoals verpleegkundigen. De beloning van die groep ligt zo’n 6 tot 10 procent lager dan het gemiddelde in de markt (dit gemiddelde ontstaat uit vergelijking met een ‘mandje’ van cao’s in publieke sector en markt, red.). Daar komt bij dat ongeveer de helft van deze groep al aan de top van de salarisschaal zit, wat betekent dat zij het moeten hebben van een cao-loonsverhoging om er nog op vooruit te gaan.
We zijn er bovendien achter gekomen dat het huidige beloningsverschil met de markt er twintig jaar geleden, bij het ontstaan van de zorg-cao’s, ook al was. Ze zijn toen dus al met een achterstand begonnen. Loonsverhogingen waren steeds marktconform, maar die achterstand is dus nooit gecorrigeerd. Dat hebben we met dit onderzoek blootgelegd. En dat is een eyeopener voor beleidsmakers, die doorgaans naar macrocijfers kijken.
Tot slot valt op dat werkgevers verschillende functiewaarderingssystemen hanteren, wat het één op één vergelijken van werk niet makkelijk maakt. Wij hebben dit opgelost door een vertaalslag te maken naar de systematiek van AWVN. Op die manier konden wij de cao’s goed vergelijken. Maar voor een verpleegkundige, verzorgende of begeleider blijft het lastig om arbeidsvoorwaarden te vergelijken van vergelijkbaar werk bij een andere werkgever in de zorg.′
′Zo ongeveer de helft van de zorgmedewerkers zit aan het plafond van zijn salarisschaal. Nu moet je natuurlijk een plafond hebben, maar er is ten opzichte van de publieke markt wel ruimte om de schalen wat op te rekken, om zo naar een nieuw maximum toe te groeien. Je kunt bijvoorbeeld drie periodieken toevoegen aan het bestaande plafond, waarbij het nieuwe plafond op hetzelfde niveau ligt als de rest van de markt. Dan bied je mensen in de zorg een nieuw perspectief. Dat kost natuurlijk geld, maar dat kun je uitsmeren over drie jaren, als we er vanuit gaan dat een medewerker er bij goed functioneren elk jaar een periodiek bij krijgt. Daarmee verdwijnt het beloningsverschil tussen de zorg en de markt. Als zorgwerkgevers de marktconforme indexering houden die ze ook de afgelopen twintig jaar doorvoerden, kan de discussie over te lage zorgsalarissen in de ijskast.′