07 augustus 2018

Over toelating tot het cao-overleg en representativiteit

Wanneer speelt representativiteit een rol bij cao-onderhandelingen?

 

Deze vraag was aan de orde in een recente zaak over de cao Transavia Cabinepersoneel. Daarin stonden FNV en Transavia/de Vereniging Nederlands Cabinepersoneel (VNC) tegenover elkaar.
De wet stelt betrekkelijk weinig eisen aan werkgevers- en werknemersverenigingen om een cao te kunnen sluiten: zij moeten volledige rechtsbevoegdheid bezitten en statutair bevoegd zijn cao’s af te sluiten. Een zekere mate van representativiteit is niet nodig: zelfs zonder leden in de desbetreffende onderneming of bedrijfstak kan een werknemersvereniging partij zijn bij een cao (al ligt het niet voor de hand dat dit in de praktijk ook gebeurt).

Hoewel representativiteit geen vereiste is om een cao te kunnen sluiten, het kan wel degelijk een rol spelen als het gaat om gebondenheid aan een cao, en bij toelating tot het cao-overleg. Zo oordeelde de kantonrechter Haarlem verleden jaar dat FNV-leden niet op grond van het incorporatiebeding in hun arbeidsovereenkomst aan de cao Transavia Grondpersoneel gebonden waren. Dit omdat zij bij het tekenen voor het incorporatiebeding redelijkerwijs mochten verwachten dat eventuele toekomstige cao’s zouden worden gesloten met representatieve vakorganisaties, die beogen hun belangen te behartigen. FNV was geen partij bij de nieuwe cao en de overgebleven vakorganisaties hadden gezamenlijk een representatiegraad van minder dan 10%. Dit werd door de rechter onvoldoende geacht (zie eerder blog). Van deze uitspraak is overigens hoger beroep ingesteld. De uitspraak van het hof wordt begin volgende maand verwacht.

In dit blog informeren de advocaten en juristen van AWVN u geregeld over actuele arbeidsrechtelijke ontwikkelingen

Onvoldoende representativiteit zal niet snel een rol kunnen spelen bij een cao-partij die al gedurende jaren bij de cao betrokken is. Ook het in enig jaar niet mee tekenen van de cao, terwijl dat in voorgaande jaren wel het geval, kan geen aanleiding zijn de desbetreffende partij in het volgende jaar van de onderhandelingen uit te sluiten.
Representativiteit kan wel een rol spelen als het gaat om het weren door bestaande cao-partijen van een werkgevers- of werknemersvereniging die als nieuwe partij toelating wil tot het cao-overleg. Zo oordeelde de Hoge Raad al in 2008 dat ‘(…) een vakbond die een groot aantal werknemers in de branche vertegenwoordigt en representatiever is dan andere vakbonden, in beginsel recht heeft op toelating tot cao-onderhandelingen (…).[1]

Cao-overleg Transavia
Al dan niet voldoende representatief, was aan de orde in een recente uitspraak van de kantonrechter Haarlem (een andere rechter dan in de hierboven aangehaalde uitspraak van verleden jaar, [2]). Partijen die tegenover elkaar stonden waren FNV aan de ene kant, en Transavia en de Vereniging Nederlands Cabinepersoneel (VNC) aan de andere kant. Dit keer betrof het niet de cao Transavia Grondpersoneel, maar de cao Transavia Cabinepersoneel.
De laatste cao Transavia Cabinepersoneel, die afliep op 31 december 2016, was alleen met de VNC gesloten. FNV was bij de totstandkoming van deze cao of voorgaande versies nooit betrokken geweest. Transavia was vanaf oktober 2016 met VNC in overleg over een nieuwe cao. Bij brief van 21 februari 2017 heeft FNV aan Transavia meegedeeld dat is begonnen met het organiseren van Transavia cabinepersoneel. De brief bevat tevens het verzoek om in overleg te treden over de nieuwe cao voor Transavia cabinepersoneel. Transavia laat FNV hierop weten dat zij geen noodzaak ziet om FNV uit te nodigen voor het cao-overleg. FNV herhaalt haar verzoek een aantal keren, wat Transavia steeds afwijst.
Op 6 september 2017 sluit Transavia een akkoord met VNC voor de cao Cabinepersoneel 2017-2018. Op 28 september sommeert FNV Transavia, onder dreiging met rechtsmaatregelen, om FNV te erkennen als onderhandelings- en gesprekspartner.
In de hierop volgende procedure, waarin FNV onder meer toelating tot het overleg over een nieuwe cao vordert, stelt FNV dat zij inmiddels 133 leden vertegenwoordigt die werkzaam zijn bij Transavia (Cabine) en dat FNV als landelijk de grootste van de ‘gevestigde’ bonden een groot belang heeft om te worden toegelaten tot de onderhandelingen. Transavia handelt onrechtmatig jegens FNV door haar het recht op het voeren van collectieve onderhandelingen te onthouden.
Transavia en VNC betwisten de vordering van FNV, onder meer door te stellen dat het accountantsrapport waarmee FNV haar ledenaantal onderbouwt niet klopt, en voorts omdat FNV niet representatiever is dan VNC.

Het oordeel van de kantonrechter
De kantonrechter overweegt dat als uitgangspunt geldt dat het in het algemeen aan contractpartijen zelf is om te bepalen of zij een ander tot hun collectieve arbeidsvoorwaardenoverleg toelaten. De contractvrijheid wordt evenwel beperkt door het in internationale verdragen erkende recht van vakbonden op collectieve onderhandelingen in die zin dat een vakbond die een groot aantal werknemers in de branche vertegenwoordigt en representatiever is dan (een) andere vakbond(en) die bij het overleg betrokken is (zijn) in beginsel recht heeft op toelating tot de cao-onderhandelingen. Of aan een vakbond, die in beginsel dit recht op toelating heeft, de toegang tot het cao-overleg kan worden geweigerd, hangt af van de uitkomst van de afweging van de belangen van de vakbond die om toelating vraagt tegenover de belangen van de partijen die al aan de onderhandelingstafel zitten.
De kantonrechter oordeelt vervolgens dat het door FNV overlegde accountantsrapport gebreken vertoont. Maar ook als dat niet zo zou zijn kan FNV in ieder geval getalsmatig niet als voldoende representatief kan worden beschouwd. Zij vertegenwoordigt circa 11% van de werknemers, tegenover VNC tussen 48 en 57%.
Het percentage van circa 11% is volgens de kantonrechter beduidend lager dan de landelijke organisatiegraad van circa 20% en substantieel lager dan de organisatiegraad van het cabinepersoneel van Transavia (48/51-57%).
Opmerkelijk is dat de kantonrechter overweegt dat het bovendien ook lager dan het percentage van 20-25% dat in aanbeveling 3.7. van de Kring van Kantonrechters in het kader van de voormalige kantonrechtersformule werd genoemd om aan te duiden wanneer er sprake was van een representatieve vakbond.
Ook de door FNV aangedragen omstandigheden compenseren het gebrek aan getalsmatige representativiteit niet. Voor zover FNV heeft beoogd te stellen dat zij specifiek voor seizoenmedewerkers opkomt, heeft FNV deze stelling niet getalsmatig onderbouwd en ook overigens heeft FNV niet weersproken dat VNC, die gelet op de accountantsverklaring werknemers van Transavia uit alle groepen, waaronder de seizoenmedewerkers, vertegenwoordigt, de belangen van seizoenmedewerkers niet voldoende behartigt. FNV mag weliswaar de grootste van de gevestigde bonden zijn en uit dien hoofde over ervaring, deskundigheid, financiële middelen en onafhankelijkheid beschikken, zij heeft onvoldoende concreet gesteld en aannemelijk gemaakt op welke wijze zij in het arbeidsvoorwaardenoverleg specifiek meer of anders te bieden heeft dan (de gespecialiseerde) VNC.

Niet onrechtmatig
De conclusie is dat FNV (op dit moment) onvoldoende representatief is, zodat de beslissing van Transavia om FNV niet toe te laten tot het collectieve arbeidsvoorwaardenoverleg niet als onrechtmatig kan worden beschouwd. Een verdere afweging van de belangen van FNV tegenover de belangen van VNC en Transavia, anders dan al heeft plaatsgevonden in het kader van de beoordeling van de relatieve representativiteit, behoeft gelet op het voorgaande dan ook niet plaats te vinden.
Voor toelating van FNV tot het reguliere overleg over de arbeidsvoorwaarden en de arbeidsomstandigheden is volgens de kantonrechter dan ook geen juridische grondslag.

Twee soorten representativiteit

Er zijn twee soorten representativiteit die in dit soort gevallen een rol spelen. De eerste is de getalsmatige, hoeveel van de werknemers in de desbetreffende branche of onderneming zijn lid van de vakvereniging? Het percentage dat hier uit rolt, kan zowel worden afgezet tegen de landelijke organisatiegraad als tegen de organisatiegraad binnen de desbetreffende branche of onderneming. Had VNC maar een organisatiegraad/representativiteit van 5% gehad, dan was FNV met 11% wellicht wel toegelaten. Daarnaast kan de relatieve representativiteit een rol spelen: vertegenwoordigt de vakvereniging een groep werknemers van wie de belangen door tot het overleg toegelaten vakverenigingen onvoldoende worden behartigd. Op beide onderdelen scoorde FNV volgens de kantonrechter in dit geval onvoldoende.

[1] HR 8 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4118 (Abvakabo/Bvok)
[2] Rechtbank Noord-Holland 25 juli 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:6230

Tekst Marco Veenstra, 7/8/2018

Deel dit artikel via: Deel dit artikel via Whatsapp Deel dit artikel via Twitter Deel dit artikel via Facebook Deel dit artikel via Linkedin Deel dit artikel via Mail
aanmelden