18 maart 2021

Achtergebleven cao-lonen? Een misverstand!

Het beeld dat de cao-lonen het afgelopen decennium zijn achtergebleven, berust op een wijdverbreid misverstand, betoogt AWVN-beleidsadviseur Laurens Harteveld in een artikel in de laatste editie van ESB, het vakblad voor economen.

De gemiddelde nominale loongroei wordt nogal eens afgezet tegen de economische groei. Toch blijkt uit de cijfers dat de cao-loonstijging in het tijdvak 2009-2019 1,6 procent per jaar bedroeg, en in diezelfde periode niet achterbleef bij de gemiddelde economische groei (1,0 procent per jaar).
Er is een zuiverdere vergelijking mogelijk dan bovenstaande, namelijk die tussen de ontwikkeling van het reële loon (loon gecorrigeerd voor inflatie) en de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit. Dan blijkt dat het afgelopen decennium het reële cao-loon op jaarbasis gemiddeld met 0,4 procent omhoog ging – zelfs net iets meer dan de arbeidsproductiviteit (gemiddeld 0,3 procent per jaar).
Kortom: harde cijfers onderbouwen de stelling dat de loonontwikkeling is achtergebleven, niet. Wat zijn dan wel mogelijke oorzaken voor het ontstaan van de mythe van de achtergebleven cao-lonen? Harteveld noemt er drie: geldillusie, de definitieaanpassing van de AIQ en hoge looneisen.

= tekst gaat onder de video verder =

Mythe van de achterblijvende lonen doorgeprikt

Mythe van de achterblijvende lonen doorgeprikt
Blijven de lonen echt achter bij de economische groei?

Geldillusie. In 2019 bleken we aan de vooravond van de coronacrisis te staan. Er was op dat moment sprake van hoogconjunctuur. Dat vertaalde zich in 2019 in een nominale loonstijging van 2,3 procent. Vaak worden er vergelijkingen gemaakt met de kredietcrisis die zich in 2008 aandiende. Toen was er eveneens sprake van hoogconjunctuur. En de nominale loonstijging pakte op dat moment beduidend hoger uit: 3,3 procent. Dit kan bijdragen aan de huidige beeldvorming over de achtergebleven cao-lonen. Dat dit toch echt een misverstand is, blijkt vooral als we de inflatie erbij betrekken – want wat voor werknemers echt telt, is de reële loonstijging. En die ging in de laatste periode van hoogconjunctuur (2014-2019) gemiddeld met 0,7 procent per jaar omhoog, terwijl die in de economische bloeiperiode voor de kredietcrisis (2004-2008) slechts 0,4 procent per jaar bedroeg!

De AIQ. Om het vermeend achterblijven van de lonen te onderbouwen, wordt geregeld verwezen naar de arbeidsinkomensquote (AIQ) – dat deel van het binnenlandse inkomen dat met arbeid is verdiend. Tot voor kort was ‘rond de 80 procent’ de norm: dan is er sprake is van een ‘verantwoorde’ loonkostenontwikkeling. Die oude streefwaarde leidt evenwel een hardnekkig bestaan. In 2017 is de formule om de AIQ te berekenen aan de economische realiteit aangepast – er wordt sindsdien beter rekening gehouden met het arbeidsinkomen van zelfstandigen. De nieuwe definitie levert een 5,5 procentpunt lagere AIQ op dan de oude methode. Consequent toegepast betekent de ‘AIQ = 80%-doctrine’ tegenwoordig een ‘AIQ =74,5%-doctrine’. De AIQ ligt daar de laatste tien jaar niet ver van af (2019: 74).

Vijf procent erbij! Een laatste reden is het verschil tussen de looneisen, met name die van FNV, en de gerealiseerde loonstijgingen. Dat het FNV de afgelopen jaren niet gelukt is om vijf procent loonsverhoging binnen te halen, versterkt het gevoel van achtergebleven cao-lonen. Maar de reden dat de looneisen niet zijn ingewilligd, is deze de financiële ruimte van bedrijven overtroffen. Zelfs in de laatste periode van hoogconjunctuur (2014-2019) was maximaal twee procent een verantwoorde looneis. Niet de cao-lonen blijven achter, maar de looneis is te hoog geweest.

Naar het artikel 
Noot In hetzelfde ESB-nummer staat een artikel van FNV-beleidsmedewerker Jacob-Jan Koopmans met de titel Lonen blijven sterk achter bij arbeidsproductiviteit. Daarin kijkt de auteur naar een veel langere periode: 1970 tot en met 2019. Een verklaring voor het feit dat in de vorige eeuw de arbeidsproductiviteit in Nederland harder groeide dan de cao-lonen, is dat de vakbond destijds een loonkostenmatigingsbeleid voerde. Denk bijvoorbeeld aan het Akkoord van Wassenaar uit 1982, toen de FNV akkoord met een matiging van de lonen in ruil voor arbeidstijdverkorting.

Deel dit artikel via: Deel dit artikel via Whatsapp Deel dit artikel via Twitter Deel dit artikel via Facebook Deel dit artikel via Linkedin Deel dit artikel via Mail
aanmelden