Meten is weten
In de artikelenreeks ‘Meten is weten’ neemt AWVN werkgevers mee in actuele economische ontwikkelingen. Dit is het zesde artikel in deze serie.Eerdere afleveringen:
• 22/02/24 Wat werkgevers moeten weten van de nieuwste CPB-ramingen
• 05/03/24 Afkoeling economie onderstreept belang maatwerk in cao-onderhandelingen
• 19/03/24 Het inflatiemonster is nog niet verslagen
• 24/06/24 Differentiatie in cao’s is populair – is het ook effectief?
• 11/07/24 Krimpt de economie ineens harder?
De afgelopen jaren is veel te doen geweest over de koopkracht. De hoge inflatie die veroorzaakt werd door de energiecrisis, zorgde er voor dat de koopkracht van huishoudens onder druk kwam te staan. Inmiddels is deze door koopkrachtmaatregelen van de overheid en de hoge loonstijgingen grotendeels hersteld. Maar koopkracht blijft een abstract begrip. Wat is koopkracht en hoe moeten werkgevers omgaan met koopkrachtcijfers in het cao-overleg?
Koopkracht drukt uit hoeveel goederen en diensten huishoudens met hun inkomen kunnen kopen. Veranderingen in koopkracht worden meestal uitgedrukt in de statische koopkrachtontwikkeling. Statisch betekent dat er geen rekening is gehouden met veranderingen in de persoonlijke omstandigheden, zoals het wisselen van baan of verandering van de gezinssamenstelling. Oftewel: als deze omstandigheden gelijk blijven, wat is dan de invloed op de koopkracht van loonontwikkeling, beleidswijzigingen en inflatie op de koopkracht?
Het Centraal Planbureau (CPB) raamt meerdere keren per jaar de verwachte koopkrachtontwikkeling. Vooral rond Prinsjesdag staat die centraal want beleidskeuzes zoals belastingverhogingen kunnen veel gevolgen hebben voor de koopkracht. Meestal probeert het kabinet dan voor alle groepen huishoudens een koopkrachtplus te bewerkstelligen.
De cijfers van het CPB drukken de statische koopkrachtontwikkeling voor de mediaan uit. De mediaan moet niet verward worden met het gemiddelde. De mediaan betekent dat voor de helft van de huishoudens de koopkracht meer stijgt en voor de andere helft minder dan het percentage. Een koopkrachtstijging van 2,8% voor werkenden betekent dus dat de helft van de werkenden minder koopkrachtstijging heeft dan 2,8% en de andere helft juist meer.
Bron CPB MEV 2025, september 2024
De statische koopkrachtontwikkeling geeft dus een enigszins vertekend beeld van de werkelijkheid. Het leven is namelijk niet statisch, maar zit vol met veranderingen – waardoor ook het inkomen en de uitgaven van een huishouden kunnen veranderen. Een promotie, samenwonen of een verhuizing kunnen veel impact hebben op de koopkracht van iemand.
Als in de berekening van de koopkracht wel rekening wordt gehouden met deze veranderingen in het inkomen en de uitgaven heet dit de dynamische koopkrachtontwikkeling. Die raamt het CPB niet, omdat het niet mogelijk is om deze veranderingen in persoonlijke omstandigheden te voorzien. Het CBS berekent naderhand wel de realisatie ervan.
In onderstaande grafiek zijn de statische koopkrachtontwikkeling en de dynamische koopkrachtontwikkeling naast elkaar gezet. Wat vooral opvalt is dat de dynamische meestal positiever uitpakt dan de statische. Wanneer de statische koopkracht daalt, daalt de dynamische koopkrachtontwikkeling minder hard of pakt zelfs positief uit. Dit is een indicatie dat de daadwerkelijke koopkrachtontwikkeling voor de meeste werknemers positiever is dan de statische cijfers van het CPB doen vermoeden. De veranderingen in persoonlijke omstandigheden hebben over het algemeen dus een positief effect op de koopkracht.
Bron CBS en CPB
In het cao-overleg gaat het vaak over koopkracht, maar de koopkrachtcijfers zijn eigenlijk geen geschikte indicator voor de cao-loonsverhoging tijdens onderhandelingen. Zo zeggen deze cijfers weinig over de koopkrachtontwikkeling van werknemers binnen een bepaald bedrijf of sector. Het is vooral een statistiek voor beleidsmakers om de impact van beleidswijzigingen te meten. De groepen waarvoor het CPB de koopkracht raamt zijn bovendien erg groot – zo gaat achter de groep werkenden een grote diversiteit schuil. Ook houden de statische cijfers geen rekening met veranderingen door persoonlijke omstandigheden, terwijl deze dus meestal een positief effect hebben op de koopkracht. Het blijft om deze redenen belangrijk om maatwerk toe te passen tijdens de cao-onderhandelingen en niet blind te varen op de koopkrachtcijfers.