De uitbraak van het coronavirus confronteert ons dagelijks met nieuwe vragen, niet in de minste plaats over de economie. Want niet eerder kwam de economische machine zo abrupt en op zo’n grote schaal tot stilstand als nu. In een reeks blogs gaat AWVN dieper in op de gevolgen voor economie, arbeidsmarkt en werkgevers. In dit tweede deel staan we stil bij de domeinen van de economie die door de schok worden geraakt. Waar vallen de klappen?
Een recessie is niet te voorkomen, zo meldde het CPB onlangs. Maar de precieze diepte en duur van de recessie kan het planbureau begrijpelijkerwijs niet goed voorspellen. Wat wel kan, is optekenen wat we nu al aan economische effecten zien in diverse sectoren en bedrijven. Dat doen we in dit blog. Duiding van de scenario’s die het CPB heeft ontwikkeld volgt in een apart blog.
Wegvallende in plaats van omvallende dominostenen
Allereerst is het belangrijk te constateren dat de coronaschok geen ‘normale’ economische schok is. Vaak vertoont een recessie het patroon van langzaam omvallende dominostenen: teruglopende export leidt tot minder producentenvertrouwen, wat resulteert in lagere investeringen, waardoor de werkgelegenheid afneemt, en dat leidt tot minder consumptie. Het ‘normale’ patroon is dus dat de economische impact van een crisis zich over de tijd ontvouwt en verspreidt. De huidige situatie wijkt daarvan af: vele schakels in de economische keten vallen plots en gelijktijdig uit. Vraag én aanbod worden geraakt, in Nederland en elders (zie figuur). Je zou kunnen zeggen: de dominostenen vallen niet stuk voor stuk om; ze vallen gelijktijdig weg.
Aanvoerproblemen: van koelcontainers tot personeel
Hoe sterk het effect is en hoe snel het aanbod zich zal herstellen, is lastig te zeggen. Belangrijk om te beseffen is dat supply chains niet statisch zijn: als ergens de productie wegvalt, zijn er vaak alternatieve leveranciers of producten beschikbaar. Hetzelfde geldt voor de bezetting: ook als er minder medewerkers aan de slag kunnen of mogen, zijn bedrijven creatief om de productie op peil te houden.
Niettemin laten voorbeelden zien dat diverse supply chains momenteel zwaar onder druk staan, zowel de productie als de distributie. In eerste instantie niet eens omdat de vraag is afgenomen, maar omdat producten, onderdelen en grondstoffen simpelweg niet geleverd kunnen worden. Het eerst manifesteerde zich dat in China: het land start pas net weer op na weken te hebben platgelegen. Het is wrang, want juist de regio Hubei waar het coronavirus als eerste uitbrak, is een leverancier van wereldformaat. Van producten met het predicaat made in China, maar ook van onderdelen van Nederlandse producten. China is, op Duitsland na, Nederlands belangrijkste importpartner. Inmiddels hebben ook andere landen waar Nederland veel producten en halffabricaten vandaan importeert met de corona-uitbraak te maken, zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.
Een ander probleem is dat de bedrijven die open blijven, niet op volle bezetting kunnen draaien, vanwege hoger ziekteverzuim maar ook vanwege de contactbeperkingen die overheden hebben opgelegd. Op afstand werken is een alternatief, maar is in lang niet alle bedrijven mogelijk.
Een volgend knelpunt is dat producten die wel gereed zijn, niet van hun plek kunnen komen, omdat het transport bemoeilijkt wordt. Hier spelen eveneens personeelsproblemen, maar vooral de reis- en grensbeperkingen brengen onzekerheid en vertraging met zich mee. Zelfs binnen de EU zijn er grenscontroles en dat is voor een land als Nederland dat het van handel met Europa moet hebben, zeer belemmerend.
Nederland is naast een exportland, een belangrijk invoer- en doorvoerland. De Rotterdamse haven en Schiphol merken het dan ook meteen als de wereldwijde distributie stokt. Zij hebben nu al minder vrachten te verwerken. Omdat van de meeste producten, onderdelen en grondstoffen voorraden zijn aangelegd, leidt dat pas over een wat langere periode tot zichtbare tekorten.
Voorbeelden aan de aanbodzijde
• Circa 45 procent van de containers die in Rotterdam worden verwerkt, komt uit Azië. De bedrijven verwachten een terugval van 20 tot 25 procent. Dit signaal kwam nog vóór het coronavirus Europa bereikte.
• In havens in Azië staan koelcontainers al tijden vast. Dat is problematisch, omdat Nederlandse bedrijven deze veelvuldig voor de export van landbouwproducten gebruiken.
• In de Chinese provincies Hubei en Zhejang zijn meer dan honderd grondstoffenfabrieken voor medicijnen gevestigd. Gezien de ruime voorraden zijn de problemen niet acuut, maar de productie van bijvoorbeeld antibiotica staat wel onder druk, aldus Nederlandse medicijnfabrikanten. Zij betalen bijvoorbeeld al veel hogere prijzen voor grondstoffen.
• De aanleg van zonneparken komt waarschijnlijk in de knel, omdat er een tekort is aan de onderdelen die nodig zijn om zonnepanelen te maken. Op dit moment wordt er aan tientallen zonneparken over het land gewerkt.
• Diverse Europese autofabrieken hebben hun deuren gesloten, waaronder Renault en Volkswagen. Ook VDL Nedcar, waar onder andere de Mini wordt geproduceerd, legt de productie voorlopig plat, onder meer vanwege een gebrek aan kritische onderdelen.
Vraagschok: rijst is niet aan te slepen, festivalseizoen nagenoeg voorbij
Aan de vraagzijde is eveneens iets aan de hand dat niet te vergelijken is met andere recente dips. Sectoren als de bloemteelt, horeca, non-food detailhandel, toerisme, de reisbranche en de culturele sector hebben vrijwel geen afzet meer vanwege overheidsbeperkingen. Extra problematisch is dat het sectoren zijn die misgelopen inkomsten nauwelijks kunnen compenseren als de vraag aantrekt. Daar komt bij dat in deze sectoren veel uitzendkrachten actief zijn en ook daar is vraaguitval gaande: flexibel personeel wordt minder ingezet dan een paar weken geleden, toen bedrijven juist nog bezig waren om personeelstekorten op te lossen. ING schat in dat de sectoren die het zwaarst worden getroffen ongeveer 20 procent van de economie uitmaken.
Naast deze sectoren die direct effecten ondervinden van de uitbraak van het coronavirus zijn er veel bedrijven die meer indirect met vraaguitval te maken hebben. De crisis heeft namelijk voor een spectaculaire daling van het consumentenvertrouwen gezorgd. ING houdt een indicator bij en kwam in februari op een score van 35, inmiddels is dit gedaald naar -36. Wie weinig vertrouwen heeft, neemt minder artikelen en diensten af. Dit is voor vrijwel alle bedrijven die actief zijn op de consumentenmarkt slecht nieuws. De uitzondering vormen uiteraard de supermarkten, bouwmarkten, postbezorging en bedrijven die thuiswerkproducten als webcams en monitoren verkopen. Het veranderde vraagpatroon is voor sommige producenten extra vervelend. Omdat bepaalde producten extreem worden gehamsterd, is voor hun producten in de bevoorrading even geen plek.
Niet te vergeten: de aankopen tussen bedrijven onderling staan onder grote druk. Een bedrijf dat minder vraag heeft, koopt zelf minder in. En een bedrijf dat de toekomst minder rooskleurig tegemoet ziet, kan of wil minder investeren.
Ook de impact van de vraagschok is uiterst onzeker. Het hangt af van de duur van de beperkende maatregelen, van het vertrouwen van consumenten en producenten in de toekomst en van het succes van de steunmaatregelen die de overheid heeft aangekondigd. Die laatste kunnen de scherpe randjes van de schade afhalen, maar deze niet helemaal wegnemen.
Voorbeelden aan de vraagzijde
• Horecabedrijven vangen misschien wel de grootste klappen op. Koninklijke Horeca Nederland gaat uit van een halvering van de omzet van horecagelegenheden in 2020. Aan de andere kant schieten bezorgservices als paddenstoelen uit de grond. Bezorgplatformen als Deliveroo en Thuisbezorgd melden honderden nieuwe aanmeldingen.
• Nu mensen meer tijd in en om het huis doorbrengen, zijn de uitgaven aan vervoer drastisch gedaald.
• Het culturele seizoen is over, voordat het feitelijk begonnen is. In Nederland worden jaarlijks meer dan 1000 festivals georganiseerd. Mei en juni behoren tot de drukste maanden van het jaar, maar vanwege de beperkende maatregelen gaan honderden evenementen de komende periode niet door.
• De supermarkten draaien ongekend hoge omzetten. In de tweede week van maart werd zelfs meer verkocht dan in de week voor kerst, wat normaal gesproken de drukste week van het jaar is. Een houdbaar artikel als rijst had een omzettoename van 150 procent. De afname van toiletpapier is verdubbeld, terwijl de verkoop daarvan normaal gesproken constant is.
• Vanwege de extreme vraag naar voedingsmiddelen en producten als toiletpapier, worden in veel supermarkten andere producten niet tot nauwelijks aangeboden, zoals bloemen.
• Ook in het buitenland zakt de vraag naar diverse producten en diensten in. Nederland heeft een cruciale exportfunctie en mist daardoor veel inkomsten, bijvoorbeeld in de sierteeltsector die jaarlijks voor 6,2 miljard euro exporteert. Halverwege maart kelderden de prijzen met 50 procent.
Wat leert ons dit?
Vraag en aanbod worden op uiteenlopende manieren geraakt door de coronacrisis. Hoe hard de klappen precies zijn en hoe lang ze nadreunen, is moeilijk te zeggen. En ook wat dit betekent voor werkgevers en hun personeel, weten we nog nauwelijks. Wat in dit vroege stadium wel zonneklaar is, is dat sectoren in Nederland hard geraakt worden, mede omdat de Nederlandse economie een belangrijk knooppunt vormt in een wereldwijd web. Dat maakt ons land welvarend én kwetsbaar: wat van ver komt, is al snel dichtbij.
Positief is wel dat herstel van de wereldwijde economie in Nederland ook sneller voelbaar is. En positief is dat onze productieketens robuust en wendbaar blijken te zijn. Want ondanks de druk die op de schakels komt te staan – of het nu komt door aanvoerproblemen of door extreme vraaggroei – zijn er vooralsnog geen grote problemen om mensen van essentiële producten en diensten te voorzien. Deze acute crisis onderstreept daarmee naast kwetsbaarheid de kracht van onze bedrijven en economie. De hoop is nu dat we deze gezondheidscrisis snel achter ons kunnen laten: voor onze volksgezondheid, én voor de gezondheid van onze bedrijven en arbeidsorganisaties.