Stephan Corporaal over de impact van techniek op medewerkers
Mens en techniek kunnen elkaar versterken. Maar dan moeten de medewerkers wel al vanaf het begin betrokken zijn bij de plannen voor robotisering. En HR mag zijn stem ook wat duidelijker laten horen. Dat zegt Stephan Corporaal, lector human capital op Hogeschool Saxion.
Op het eerste gezicht is de potentie van de samenwerking tussen mens en techniek enorm: de techniek is snel, onfeilbaar en onvermoeibaar, de mens levert creativiteit en flexibiliteit. Wat een topcombinatie. Maar in de praktijk valt dit toch nog tegen.
Ten eerste komt dat doordat de technologie vaak nog niet optimaal is. ′Daar zeg ik wel bij dat de ontwikkelingen ongelooflijk snel gaan. De maakindustrie is daarvan hét voorbeeld. Cobots, slimme robotarmen, zijn tegenwoordig zelfs geschikt voor maatwerkproductie. Ze zijn ook zo veilig geworden dat ze niet meer afgezonderd in een kooi hoeven staan, maar direct naast de productiemedewerkers geplaatst kunnen worden,′ zegt Stephan Corporaal, die leiding geeft aan het praktijkonderzoek van het lectoraat Employability Transition van Hogeschool Saxion. Met dertig mensen uit allerlei disciplines onderzoekt hij hoe werkenden duurzaam inzetbaar blijven en slim kunnen samenwerken met techniek.
En de tweede reden?
′Vakmensen worden vaak te laat en te weinig betrokken bij de plannen. In de praktijk bedenken engineers nieuwe technologie, het bedrijf vliegt een dure consultant in voor de implementatie, de vakmensen krijgen een cursus en dat is het dan. Maar zo ervaren de medewerkers – nota bene de mensen die ermee moeten werken – geen enkele zeggenschap. Het gevolg is dat de tilrobot ongebruikt in de gang van het verpleeg- of ziekenhuis staat. Of dat installateurs alles met de hand gaan nameten, omdat ze het digitale meetlint niet vertrouwen. Doodzonde.′
Hoe kunnen we dit voorkomen?
′Door niet top-down maar bottom-up te werk te gaan. Vakmensen zijn onmisbaar om de techniek optimaal in te richten. Alleen dan ontstaat er slimme samenwerking, waarbij beide partijen elkaar versterken. Benut dus het vakmanschap van de medewerkers, laat hen zelf bedenken hoe zij het beste kunnen samenwerken met de techniek en hoe de robot hun dagelijks werk kan verbeteren. Daarvoor hoef je helemaal geen computer- of softwaredeskundige te zijn: het gaat niet om programmeren, maar om toepassing in de praktijk.′
′De uitdaging van vandaag is: meer werk doen met minder mensen. De inzet van technologie biedt dan uiteraard een goede oplossing. Het kan ook de kwaliteit van banen verhogen. Tilrobots in de zorg en exoskeletten in de bouw bijvoorbeeld maken het werk fysiek minder zwaar en in de maakindustrie nemen cobots de geestdodende werkzaamheden over. Op die manier kan werk interessanter worden, waardoor er meer mensen instromen in tekortsectoren.′
′Omdat werk minder zwaar wordt, kunnen mensen het langer volhouden. Maar duurzame inzetbaarheid betekent voor mij vooral dat vakmensen in beweging komen en zich blijven ontwikkelen.
In Nederland zijn we al jaren bezig met een leven lang leren, maar dit komt met name van de grond bij hoger opgeleide medewerkers op het gebied van management- en leiderschapscursussen. Bij praktijkopgeleide mensen gaat het veel moeizamer. Omdat zij vaak geen positieve herinneringen aan school hebben, moet je bij hen niet aankomen met cursussen.
De oplossing zit in het creëren van slimme banen, waarin leren, werken en innoveren zijn geïntegreerd. Zulke banen kennen meer variëteit in werkzaamheden en de kans om af en toe eens op een andere afdeling of aan een ander project te werken. Technologie speelt hierbij een belangrijke rol. Tenminste, als mensen de ruimte krijgen om te experimenteren en te leren de techniek naar hun hand te zetten.′
′De afgelopen jaren hebben wij meer dan 10.000 vakmensen gevolgd en hun gevraagd wat ze aantrekkelijk vinden in hun werk en wat hun afremt. Die inzichten hebben we vertaald in een HR-praktijk die mensen in beweging brengt. Een van die inzichten is inderdaad dat je opleiding en ontwikkeling beter kunt vormgeven via slimme banen dan via cursussen.
Een ander concreet voorbeeld is dat bijna alle vakmensen zeggen: werf ons niet met een baan, maar met een duidelijk afgetekend pad voor de komende drie jaar. Waar gaan we naartoe, op welke afdelingen kan ik werken, naar welke projecten kan ik toegroeien, hoe word ik daarbij ondersteund? Een helder toekomstplan dus.′
′De hoop was dat zij steeds minder tijd hoeven te besteden aan personeelsbeheer, zoals verzuim- en verlofregistratie. Maar wat schetst onze verbazing? Zij besteden juist méér tijd aan beheersmaatregelen dan vroeger. Deels is dit logisch te verklaren: het kost veel tijd voordat technieken helemaal zijn doorontwikkeld. Dit duurt langer als de techniek wordt bedacht vanuit het gezichtspunt van de engineer, en niet vanuit dat van de mensen die er elke dag mee werken. Ook weer een reden om de vakmensen te laten meedenken.′
Toch ziet u vrij weinig interesse bij HR voor de materie.
′De directie en de engineerafdeling zijn vanaf dag één betrokken bij de implementatie van de techniek, maar HR komt meestal aan het einde nog eens kijken. Dat is vreemd, omdat de gevolgen van de inzet van technologie immens zijn. Voor de kwaliteit van het werk, voor veiligheid, voor gezondheid… Er zijn gelukkig ook goede voorbeelden, maar over het algemeen mist HR de handvatten om echt een bijdrage te leveren. Dat komt doordat ze vaak op enige afstand van de werkvloer staan, waardoor ze slecht overzien hoe het productieproces gaat veranderen door de techniek.′
′Realiseer je dat HR verantwoordelijk is voor mens én techniek. Alle HR-studenten die aan onze opleiding beginnen, zeggen: ik kies voor dit vak omdat ik met mensen wil werken. Maar anno 2022 werken mens en techniek zo innig met elkaar samen, dat HR zich niet meer kan beperken tot de mens.
Overigens reken ik dit ook mezelf aan: HR-opleidingen moeten meer aandacht gaan besteden aan techniek en de invloed daarvan op primaire bedrijfsprocessen. Gelukkig lukt het ons goed om studenten te vormen. De afgelopen jaren hebben HR-professionals de businesskant van het vak leren kennen, dus deze stap kunnen ze ongetwijfeld ook zetten.’