Het wetsvoorstel voorziet in een verplicht certificeringsstelsel voor ondernemingen die arbeidskrachten ter beschikking stellen (uitleners). Ondernemingen die gebruik maken van ter beschikking gestelde arbeidskrachten (inleners) mogen alleen van de diensten van gecertificeerde uitleners gebruik maken.
De Raad van State plaatst in haar advies het wetsvoorstel en de advisering daarover in een breder kader, namelijk dat van de Nederlandse arbeidsmarkt. Er zijn grote verschillen tussen de behandeling van arbeid in vaste dienst, flexibele arbeid en arbeid als zelfstandige – en vanuit dat oogpunt bezien, is certificering van enkel uitlening geen oplossing.
Certificerende instelling en normenkader
De Raad van State geeft in haar advies aan dat de keuze voor verplichte certificering nadere motivatie behoeft. Voorts is de Raad van State er niet van overtuigd dat er een nieuw zelfstandig bestuursorgaan, de Certificerende Instelling, moet komen. Bovendien zou niet een zelfstandig bestuursorgaan het normenkader voor certificering moeten opstellen, maar zou dat kader in een algemene maatregel van bestuur moeten worden opgenomen.
De conclusie van de Raad van State is dan ook dat een eenvoudiger vormgegeven stelsel de voorkeur verdient. Alvorens het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer te sturen, zou het moeten worden aangepast, aldus de Raad van State. Dit is een dusdanig commentaar dat het in de lijn der verwachtingen ligt dat de parlementaire behandeling vertraging zal oplopen.
Eenvoudiger systeem
AWVN heeft in een eerder commentaar ook reeds aangegeven dat een eenvoudiger systeem aan te bevelen is. Redenen hiervoor zijn – behalve twijfels over de werking van het voorgestelde, ingewikkelde systeem – twijfels over de analyse van de geconstateerde problematiek en de praktische oplossingen die thans reeds voorhanden zijn.
Het gaat per slot enkel om arbeidsmigranten – niet om alle Nederlandse werknemers die uitzendbureaus of andere ondernemingen ter beschikking stellen. Het thans voorliggende voorstel raakt evenwel alle vormen van terbeschikkingstelling. Ook raakt het voorstel andere ondernemingen dan uitzendbureaus die arbeidskrachten ter beschikking stellen, én alle Nederlandse opdrachtgevers. Is dat nog proportioneel?
De analyse van de geconstateerde problematiek
Het rapport van de commissie-Roemer is opgesteld in een periode waarin corona en huisvestingsproblemen voor arbeidsmigranten, hoogtij vierden; de periode waarin ook de SER haar visie op de toekomstige arbeidsmarkt gaf.
Het wetsvoorstel dat nu voor ligt raakt niet alleen de ongeveer 400.000 arbeidsmigranten, maar de gehele uitzendsector in Nederland, plus alle ondernemingen die incidenteel uitlenen. Er is dus geen sprake van focus op buitenlandse arbeidsmigranten zoals de bedoeling was. In alle gevallen, voor alle bedrijven (en dus niet alleen uitzendbureaus) waarbij er sprake is van ter beschikkingstelling van arbeidskrachten, zal volgens het wetsvoorstel de certificeringsplicht gelden.
Een voorbeeld ter illustratie van hoever dat gaat: een adviesorganisatie helpt haar klanten van tijd tot tijd met het ter beschikking stellen van werknemers voor tijdelijke vervanging. Volgens het wetsvoorstel zal deze adviesorganisatie gecertificeerd moeten zijn en zal de klant certificatie moeten controleren. De adviesorganisatie zal zelf ook de waarborgsom voor verplichte certificering moeten betalen.
Praktische oplossing
Voor alle Nederlandse en buitenlandse uitzendbureaus zijn er reeds voldoende geschikte instrumenten voorhanden om illegale arbeid te voorkomen en naleving van het wettelijk minimumloon en de inleenbeloning te bevorderen.
Door een privaatrechtelijke drietrapsraket kunnen de geconstateerde problemen snel opgelost zijn: 1. SNA-certificering tegen illegale arbeid, afdrachten loonbelasting en sociale verzekeringspremies, 2. PayOK-certificering voor de inleenbeloning, 3. certificaat voor geschikte huisvesting. Daarmee is een werkbaar en proportioneel systeem realiseerbaar, waarin de focus op uitzendbureaus ligt. De overheid en met name de Nederlandse Arbeidsinspectie kan zich dan concentreren op handhaving bij uitzendonderneming en opdrachtnemers die zich bewust onttrekken aan het beperken van de risico’s die certificering biedt. Verder zou het een mogelijkheid zijn om sociale partners de inleenbeloning te laten definiëren, zodat vooraf duidelijk is waarop gehandhaafd moet worden.