Toch is het nog niet duidelijk wat de uitspraak in de praktijk precies betekent. Het is nu eerst aan de Nederlandse rechtbanken om het oordeel van het Europese hof mee te wegen in de zaken die de derdelanders hebben aangespannen.
Begin 2024 hebben de rechtbank Amsterdam en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof). Deze vragen gingen over beëindiging van de tijdelijke bescherming onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van zogeheten derdelanders met een tijdelijk verblijfsrecht in Oekraïne. Eerder was al aangegeven dat derdelanders met tijdelijk verblijfsrecht in Oekraïne hier mogen blijven werken tot de uitspraak van het Hof.
Voorlopig betekent deze uitspraak dat Oekraïense derdelanders deze rechten behouden, tot nader bericht. Pas na de uitspraken van de nationale rechters, zal duidelijk worden hoe de uitspraak van Hof in de Nederlandse situatie uitgelegd moet worden. Daarom worden deze uitspraken afgewacht. Oekraïense derdelanders mogen dus blijven werken volgens de regels die gelden voor ontheemden die onder de RTB vallen.
De derdelanders die tot deze groep behoren, hebben uiterlijk 19 december 2024 hierover een brief van de IND ontvangen. De verblijfsbewijzen van de derdelanders zijn geldig tot 4 maart 2025.