Arbeidsmigratie is voor veel partijen een belangrijk thema bij de Europese verkiezingen. De meest genoemde term hierbij is grip op arbeidsmigratie. De Nederlandse economie profiteert volgens partijen wel van arbeidsmigratie, maar de voordelen die sommige ondernemers ondervinden zijn niet altijd in balans met de lasten voor de samenleving.
De politiek stelt maatregelen voor om misstanden rondom huisvesting en arbeidsomstandigheden aan te pakken. Door arbeidsmigratie is er volgens partijen meer druk op de woningmarkt en publieke voorzieningen. De meeste partijen willen daarom het aantal arbeidsmigranten terugdringen en pleiten voor afspraken op Europees niveau. Volt is de enige partij die nadrukkelijk wil faciliteren dat mensen uit de hele wereld in Europa kunnen werken, bijvoorbeeld door het eenvoudiger erkennen van vaardigheden. De PvdD en PVV hebben in hun verkiezingsprogramma’s wel plannen opgenomen voor asielmigratie, maar niet voor arbeidsmigratie.
Om grip te krijgen op arbeidsmigratie vinden partijen dat er keuzes gemaakt moeten worden hoeveel en welke arbeidsmigranten naar Nederland mogen komen. Hoe dit te reguleren staat niet altijd even concreet in de plannen. Partijen maken zich vooral zorgen over de druk op de woningmarkt en het gebruik van publieke voorzieningen. Tegelijkertijd zijn er zorgen over de krappe arbeidsmarkt.
Een aantal partijen noemt arbeidsmigratie als sluitstuk voor personeelstekorten, vooral als het gaat om werknemers van buiten de EU. Zo vindt de VVD dat eerst de toegevoegde waarde van arbeidsmigratie aangetoond moet worden. Werkgevers hebben de verantwoordelijkheid om eerst binnen het onbenutte arbeidspotentieel in eigen land op zoek te gaan naar werknemers. Als ze uiteindelijk toch voor arbeidsmigranten moeten kiezen, worden ze sterker verantwoordelijk gemaakt voor het welzijn van de arbeidsmigranten die ze naar Nederland halen. De VVD wil vooral arbeidsmigratie binnen de EU en pas op de tweede plaats buiten de EU.
Het CDA vindt ook dat arbeidsmigratie van buiten de EU hooguit het sluitstuk voor personeelstekorten kan zijn. Prioriteit moet gegeven worden aan werkzoekenden in Nederland. Voor kennismigranten moet gekeken worden ‘naar wat echt nodig is’. De ChristenUnie vindt het, vanwege het tekort aan woonruimte, begrijpelijk dat Nederland terughoudend is om arbeidskrachten van buiten de EU/EER toe te laten. Niet vraag en aanbod moeten leidend zijn, maar een duurzame, toekomstbestendige economie. Dit vraagt om heldere keuzes in welke arbeidsmigranten welkom zijn in de EU. Het CDA wil een noodremmechanisme voor lidstaten als de druk op publieke voorzieningen door arbeidsmigratie te hoog wordt.
De SGP vindt dat arbeidsmigranten van buiten de EU vooral moeten bijdragen aan de ontwikkeling van hun eigen land. De enige beperkte uitzondering geldt voor bepaalde vakspecialisten die we in de EU niet hebben, maar wel nodig hebben. De partij vindt arbeidsmigratie niet bijdragen aan een duurzame oplossing van de krappe arbeidsmarkt, omdat migranten ook consumeren en behoefte hebben aan woningen en publieke voorzieningen. Bovendien kan het volgens de partij een aanzuigende werking hebben op andere migranten. Er zijn volgens de SGP teveel problemen met huisvesting en de impact van forse groepen arbeidsmigranten op de samenleving is te groot. Voor seizoensarbeid in bijvoorbeeld de land- en tuinbouw is het mogelijk een uitzondering te maken, gezien de afhankelijkheid van tijdelijke werkkrachten in deze sectoren.
Verschillende partijen opperen een stelsel met werkvergunningen (SP, SGP en JA21).
De SP wil dit voor iedereen die geen ingezetene van het land is. De SGP vindt dat de EU een bovengrens zou moeten stellen aan het aantal arbeidsmigranten dat jaarlijks naar Europa komt. Lidstaten moeten de bevoegdheid krijgen om werkvergunningen in te voeren voor arbeiders uit andere EU-lidstaten. JA21 wil een Europees werkvergunningenstelsel dat overeenkomt met de vraag en aanbod per sector.
D66 zet in op partnership deals met landen buiten de EU. Werknemers krijgen dan een visum voor 3 jaar om in de EU te werken. D66 is voorstander van circulaire migratie, waarmee enerzijds de tekorten in Europa worden ingevuld en anderzijds arbeidsmigranten kennis en ervaring opdoen, die zij vervolgens in hun land van herkomst kunnen inzetten. Met landen buiten de EU worden dan afspraken gemaakt over tijdelijke arbeidsmigratie, bijvoorbeeld over het terugnemen van migranten die geen recht hebben op asiel, investeringen in onderwijs, economie, handel en mensenrechten.
De BBB vindt dat het recht op vrij verkeer van personen de mogelijkheden van lidstaten om arbeidsmigratie te reguleren belemmert en pleit voor meer mogelijkheden voor nationale sturing van Europese arbeidsmigratie. JA21 wil niet aan het vrije verkeer van werknemers tornen, maar wel inzetten op regulering. De partij wil de toegang tot sociale zekerheid en sociale voorzieningen, en de export van uitkeringen en toeslagen voor arbeidsmigranten beperken en geen uitbreiding van arbeidsmigratie uit Noord-Afrika, zoals de Europese Commissie wil, en geen laaggeschoolde arbeidsmigratie van buiten de EU. Ook de SP wil de mogelijkheid schrappen om sociale verzekeringspremies in het land van herkomst af te dragen, zodat werknemers altijd premies afdragen in het land waar ze werken, om oneerlijke concurrentie te voorkomen. FvD vindt dat immigranten nauwelijks tot de arbeidsmarkt toetreden en daardoor een onevenredig beroep doen op sociale voorzieningen en de woningmarkt.
AWVN over het beperken van arbeidsmigratie
Arbeidsmigratie is niet dé oplossing voor de krapte op de arbeidsmarkt, maar wel een van de oplossingen. Zonder de inzet van arbeidsmigranten zouden er nog veel meer vacatures zijn en komen maatschappelijk opgaven nog meer in de knel. De vraag naar arbeid is hoog, maar het aantal Nederlanders dat momenteel niet werkt en wel kan en wil werken, is beperkt. Bovendien is er veel vraag naar specialistische vaardigheden die niet voorhanden zijn in de Nederlandse beroepsbevolking (bijvoorbeeld op het gebied van technologische ontwikkelingen en digitalisering).
Om te kunnen voldoen aan de hoge vraag naar arbeid zijn arbeidskrachten uit het buitenland nodig. Als bedrijven geen of veel minder arbeidsmigranten kunnen inzetten en zij daardoor stoppen of uit Nederland verdwijnen, heeft dat ook gevolgen voor andere bedrijven die daar in een regio of keten mee verbonden zijn. De krapte op de arbeidsmarkt zal de komende jaren aanblijven vanwege de vergrijzing. De beschikbare beroepsbevolking krimpt en arbeidsmigranten zijn nodig om de druk van de vergrijzing op te vangen. Het is omstreden of er meer arbeidsmigranten nodig zijn en of we dat als land aan kunnen, maar het is in elk geval duidelijk dat we vanwege de oplopende vergrijzing niet met minder arbeidsmigranten toe kunnen.
Partijen willen verschillende afspraken afhankelijk van het type arbeidsmigratie. Zij maken hierbij onderscheid in kennismigranten en vakkrachten.
Het CDA vindt dat het voor lidstaten mogelijk moeten zijn om te bepalen welke type arbeidsmigranten welkom is en in welke sector. Daarvoor wil de partij in Europa het debat aangaan over de reikwijdte van het vrije verkeer van personen. De ChristenUnie vindt dat het beleid voor kennismigranten ook open moet staan voor ‘kundemigranten’ of ‘vakkrachten’, zoals technici en zorgmedewerkers. Zij zijn net zo waardevol en vaker dan kennismigranten werkzaam in praktisch georiënteerde, vitale sectoren. BBB staat achter de Europese regeling die het eenvoudiger maakt om theoretisch geschoold personeel van buiten de EU aan te trekken (de Europese blauwe kaart). D66 wil deze blauwe kaart uitbreiden naar alle opleidingsniveaus voor vakmensen, zodat meer mensen er gebruik van kunnen maken. Deze kaart is volgens de partij bedoeld voor vakmensen van buiten de EU die hiernaartoe komen om te komen werken in de tekortsectoren zoals de zorg en techniek. Nationale programma’s die hierop lijken, wil D66 zoveel mogelijk harmoniseren.
Voor praktisch geschoold personeel wil de BBB dat eerst binnen de EU gekeken wordt, als daar onvoldoende personeel beschikbaar is, staat de partij open voor verkenning van zeer beperkte, gerichte arbeidsmigratie in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven. Daarbij moet aandacht zijn voor de impact op sociale voorzieningen en de woningmarkt.
NSC vindt dat de verschillende vormen van migratie (asielmigratie, arbeidsmigratie en studiemigratie) elk een aparte benadering vergen. In alle gevallen moet voorop staan dat Nederland meer grip en controle moet kunnen krijgen op het aantal migranten en de samenstelling.
AWVN over onderscheid maken naar type (arbeids)migratie
Er wordt vaak onderscheid gemaakt in hoogopgeleide kennismigranten en praktisch geschoolde of ongeschoolde arbeidsmigranten. Dat hoeft niet erg te zijn. Zij werken regelmatig in verschillende sectoren en er spelen andere discussies. Bij kennismigranten gaat het vooral over het vestigingsklimaat, de 30%-regeling en het op peil houden van onze kenniseconomie. Bij ongeschoolde arbeidsmigranten staan vaak de schijnwerpers op misstanden en de aanpak daarvan. Los van de vraag of dat terecht is, vragen verschillende vraagstukken soms om een andere oplossing. Dus daarom is het niet verkeerd om onderscheid te maken in het type arbeidsmigratie.
We moeten er wel voor waken dat de juiste discussie wordt gevoerd en de verschillende types arbeidsmigratie op juiste waarde worden geschat. De teneur is vaak dat kennismigranten welkom zijn en praktisch of ongeschoolde arbeidsmigranten niet of in mindere mate, terwijl zij net zo goed belangrijk zijn voor het invullen van personeelstekorten en dus onze economie en de realisatie van maatschappelijke opgaven. Zie daarover ook de AWVN-paper: Arbeidsmigratie: waarom Nederland niet zonder kan.
Meerdere partijen willen op Europees niveau afspraken maken over arbeidsmigratie. Daar zijn wel verschillende redenen voor. Zo wil NSC onderlinge afspraken met Europese landen over interne arbeidsmigratie met eisen aan huisvesting, integratie, kennisniveau en toegevoegde waarde. NSC wil verder afspraken maken om te voorkomen dat derdelanders (van buiten de EU) via detachering in Nederland werken. Dit heeft betrekking op de discussie rondom de AI verklaring. Hier is veel om te doen. In sommige lidstaten is het namelijk makkelijker om een tewerkstellingsvergunning te krijgen dan in bijvoorbeeld Nederland.
Arbeidsmigranten worden soms via de andere lidstaat naar bijvoorbeeld ons land gedetacheerd. Critici vinden dit een schijnconstructie, omdat het vrije verkeer van werknemers zou worden misbruikt met deze route. D66 wil er in Europees verband voor zorgen dat deze route niet langer mogelijk is. Bovendien wil D66 Europese afspraken om uitbuiting tegen te gaan die net over de grenzen van lidstaten plaatsvindt. Op Europees niveau moeten volgens D66 afspraken gemaakt worden over minimale eisen aan zaken als huisvesting, behoud van rechten bij terugkeer en beloning. Dat voorkomt niet alleen overlast, maar biedt migranten ook een aantrekkelijk perspectief om in Europa te komen werken.
De ChristenUnie wil Europese afspraken zodat regelingen om kennismigranten aan te trekken niet leiden tot concurrentie tussen lidstaten. Daarnaast wil de partij een Europees pact voor arbeidsmigratie, bijvoorbeeld voor maatregelen die invloed kunnen hebben op het aantal arbeidsmigranten, de duur van de arbeidsperiode of voor het gebruik van sociale voorzieningen. Afstemming tussen landen is ook nodig om te voorkomen dat er in herkomstlanden een braindrain plaatsvindt. Migratie uit derde landen moet volgens de Christenunie zinvol zijn voor zowel het land van bestemming als het land van herkomst. Dat kan door het bevorderen van seizoensarbeid en het tijdelijk toelaten van studenten en kennis- en kundemigranten. Volt wil een Europese migratiecode opstellen die het met snelle legale trajecten makkelijk maakt om internationaal talent aan te trekken op alle loon- en vaardigheidsniveaus.
AWVN over afspraken op Europees niveau
AWVN kan zich erin vinden om in Europees verband afspraken te maken over arbeidsmigratie. Het vrije verkeer van personen en diensten is immers ook op Europees niveau geregeld. Centrale afspraken kunnen bijvoorbeeld zorgen voor een (meer) gelijke concurrentiepositie tussen bedrijven die in Nederland gevestigd zijn en bedrijven in andere lidstaten.
AWVN is er geen voorstander van om de A1-verklaring af te schaffen. Natuurlijk moeten bedrijven, die schijnconstructies bedenken om geen werkvergunning aan te vragen of om niet het juiste loon te betalen, worden aangepakt. Dit straalt immers ook af op bedrijven die het wel netjes willen regelen. Maar het is momenteel alleen mogelijk voor hoogopgeleide kennismigranten uit niet EU-landen om in Nederland een werkvergunning te krijgen. De Nederlandse arbeidsmarkt zit op slot voor andere niet EU-arbeidsmigranten (niet zijnde kennismigrant). Daardoor zijn Nederlandse opdrachtgevers genoodzaakt zich tot EU-detachering te wenden. Bovendien zijn er al voorwaarden gesteld aan de detachering waar iedereen zich aan moet houden. Én wordt de regeling ook andersom gebruikt, namelijk door werknemers vanuit Nederland naar het buitenland te detacheren.
De huidige regeling heeft in die situatie als voordeel dat bijvoorbeeld de Nederlandse sociale zekerheid tijdelijk kan worden voortgezet als in een ander land wordt gewerkt. Het zou beter zijn om in te zetten op handhaving en naleving van de huidige geldende regels, dan te tornen aan Europese verworvenheden om uitwassen uit te bannen.
Het aanpakken van misstanden rondom huisvesting en arbeidsomstandigheden van arbeidsmigranten is voor meerdere partijen een speerpunt. Er wordt vooral ingezet op betere handhaving, minder afhankelijkheid van werkgevers en uitzendbureaus en het voorkomen van schijnconstructies.
Volgens de VVD moeten werkgevers zich inspannen voor deugdelijke huisvesting om uitbuiting en exploitatie van arbeidsmigranten te voorkomen. Verder wil de partij inzetten op strengere handhaving door informatie-uitwisseling tussen arbeidsinspecties en geen schijnconstructies met de A1-verklaring. De ChristenUnie wil schijnconstructies met detachering voorkomen met ruimer beleid en de arbeidsomstandigheden en positie van arbeidsmigranten ten opzichte van werkgevers en uitzendbureaus verbeteren. De SP wil een verbod op ‘dwangcontracten die arbeid, huisvesting en zorgverzekering bundelen’. Daarnaast pleit de partij voor het strenger reguleren van werkvergunningen voor derdelanders en het aanpakken van verdienmodellen via uitbuiting. D66 wil dat de Europese arbeidsmarktautoriteit volledige bevoegdheid krijgt, op het gebied van arbeidsmigranten en grenswerkers, om onderzoek te doen en in te grijpen, bijvoorbeeld door bedrijven te sluiten. Ook wil de partij dat het mogelijk is om misstanden te melden bij een Europees meldpunt.
Volgens de BBB is verbeterde samenwerking tussen arbeidsinspecties noodzakelijk om op te treden tegen misstanden en moet waar nodig het mandaat van de Europese arbeidsmarktautoriteit worden uitgebreid. Het CDA is daar ook voorstander van en wil een verplichte Europese registratie en certificering met strenge regels voor uitzendbureaus om fatsoenlijke werkomstandigheden door de hele EU te waarborgen en oneerlijke concurrentie te voorkomen. Bedrijven zijn volgens het CDA verantwoordelijk voor adequate beloning, huisvesting, zorg en onderwijs van arbeidsmigranten. De partij wil mazen in EU-wetgeving dichten om schijnconstructies met de detachering van derdelanders tegen te gaan en gelijke arbeidsvoorwaarden voor zowel arbeidsmigranten als Nederlandse werknemers.
GroenLinks-PvdA wil een sterker mandaat voor de Europese Arbeidsinspectie, meer capaciteit voor nationale arbeidsinspecties, beter beschermde Europese vakbonden en minder afhankelijkheid voor arbeidsmigranten van hun werkgevers. Ook wil de partij een Europese zwarte lijst voor bedrijven die arbeidswetgeving ontwijken. Verder wil de partij lessen trekken uit goede voorbeelden in de hele EU.
AWVN over het aanpakken van misstanden
Misstanden rondom arbeidsmigratie moeten aangepakt worden. Werkgevers die arbeidskrachten uit het buitenland naar Nederland halen, moeten zorgen dat de randvoorwaarden op orde zijn (denk aan huisvesting, logistiek, arbeidsvoorwaarden). AWVN is geen voorstander van meer regelgeving, want dit zorg voor meer regeldruk, maar wel van betere handhaving. De Adviesraad voor Migratie concludeert ook in het rapport “Geen derderangsburgers” dat handhaving voor de EU-detachering niet op orde is en dit schijnconstructies in de hand heeft gewerkt. Malafide praktijken stralen ook af op bedrijven die arbeidsmigranten op een deugdelijke manier inzetten. Het is daarom goed om ook in Europees verband meer in te zetten op handhaving en naleving. Dat zorgt bovendien voor een completer beeld van wat er misgaat, zodat hier op geacteerd kan worden.
VVD, Ja21, BBB en NSC willen het aantal studiemigranten terugdringen. Talent uit het buitenland vinden zij belangrijk, maar de huidige instroom is volgens hen te groot en ongericht. Zij verdringen Nederlandse studenten, niet alleen uit de collegebanken maar ook bij studentenwoningen. De partijen zijn behoorlijk eensgezind in hun voorstellen. Zo willen zij het recht op studiefinanciering beperken. Verder willen partijen het ‘stapelen’ van verschillende nationale financiële regelingen voor studenten tegengaan. Een betere balans tussen Nederlandse en buitenlandse studenten willen partijen regelen door een numerus fixus in te stellen en meer opleidingen in het Nederlands te geven. NSC wil wel uitzonderingen behouden voor ‘enkele studies’.
AWVN over het beperken van studiemigratie
Nederland was lange tijd voorstander van internationale studenten, omdat zij goed zijn voor het onderwijsklimaat en de uitwisseling van kennis. Al enige tijd kantelt dit sentiment. De groei van het aantal internationale studenten neemt inmiddels af. Dat komt waarschijnlijk doordat onderwijsinstellingen minder werven, onder meer vanwege het tekort aan studentenwoningen.
AWVN vindt deze ontwikkeling zorgelijk. Natuurlijk moeten opleidingen toegankelijk blijven voor Nederlandse studenten, maar buitenlands talent, ook op onze universiteiten, is belangrijk om onze kennis(economie) op peil te houden. Huisvesting wordt vaak als probleem gegeven, dat ligt niet (alleen) aan (internationale) studenten, maar dat is een maatschappelijk probleem.
Een op de zes studenten aan Nederlandse universiteiten komt uit het buitenland. Ruim 72% daarvan komt uit de EER (EU, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland). EU-studenten kunnen niet zomaar geweigerd worden (ook niet met een numerus fixus), omdat zij recht hebben op hetzelfde onderwijs. Meer opleidingen in het Nederlands geven ontmoedigt wellicht internationale studenten om naar Nederland te komen. Tegelijkertijd maakt het Nederlandse studenten ook minder klaar voor een internationaal georiënteerde carrière. AWVN vindt het belangrijk om te blijven investeren in kennis en goed (toegankelijk) onderwijs.