Op 14 september 2022 heeft het Europees Parlement de richtlijn voor toereikende minimumlonen in de Europese Unie goedgekeurd. De richtlijn beoogt:
1) een toereikend wettelijk minimumloon dat zorgt voor behoorlijke leefomstandigheden en arbeidsvoorwaarden
2) het bevorderen van collectieve onderhandelingen over loonvaststelling
3) het verbeteren van de bescherming van de werknemer.
Er wordt geen wettelijk minimum EU-loon geïntroduceerd. Het vaststellen van het minimumloon blijft een nationale bevoegdheid. Wel zijn er vier elementen die bij het vaststellen moeten worden gebruikt. Het gaat om koopkracht, het loonniveau en -verdeling, loongroei en arbeidsproductiviteit. Lidstaten kunnen zelf bepalen hoe deze elementen worden gewogen. Elke twee jaar dient er een evaluatie en zo nodig aanpassing plaats te vinden. Voor landen met een automatische indexatie, zoals in Nederland, geldt een termijn van vier jaar.
De richtlijn biedt tevens de mogelijkheid om de toereikendheid van het minimumloon te beoordelen op basis van indicatie referentiewaarden. Als voorbeelden zijn genoemd 60% van het bruto mediaanloon of 50% van het gemiddeld brutoloon. Lidstaten zijn flexibel om referentiewaarden te kiezen die iets zeggen over de toereikendheid van het minimumloon in de nationale context.
Collectieve onderhandelingen
Collectieve onderhandelingen zijn blijkens de richtlijn essentieel voor het vaststellen van een toereikend minimumloon. Daarom moet elke lidstaat met een dekkingsgraad van minder dan 80% maatregelen treffen om collectieve onderhandelingen te bevorderen.
Recht op bescherming
Werknemers dienen blijkens de richtlijn recht te hebben op toegang tot doeltreffende en onpartijdige geschilbeslechting. Werknemers mogen daarnaast niet benadeeld worden bij een beroep op betaling van het minimumloon. Onder bescherming vallen ook controle en inspecties, handhaving en adequate informatie verstrekken over het minimumloon.
Wat betekent de richtlijn voor Nederland?
In een Kamerbrief van 13 juni 2022 heeft minister Van Gennip al aangegeven dat de voorgestelde richtlijn goed zou aansluiten bij de huidige, goedwerkende Nederlandse systematiek. Zo kent Nederland al een minimumloon dat wordt geëvalueerd en geïndexeerd, er bestaat doeltreffende en onpartijdige geschilbeslechting en een Arbeidsinspectie. De gevolgen van de richtlijn zullen dus vermoedelijk beperkt zijn. Wel gaat het kabinet in overleg treden met sociale partners om tot een actieplan voor de verhoging van de dekkingsgraad te komen.
Aan de hand van de richtlijn wordt wel geopperd dat het minimumloon omhoog moet. Dat valt echter niet met zoveel woorden uit de richtlijn af te leiden. Nederland kan zelf de invulling en weging van criteria kiezen, evenals de referentiewaarden vaststellen. De daarin gemaakte keuzes zullen van invloed zijn op de toereikendheid en hoogte van het minimumloon. Sociale partners moeten hierbij worden betrokken.
Op korte termijn hoeft Nederland ook nog niet aan de richtlijn te voldoen. De Europese Raad moet nog formeel instemmen. Naar verwachting vindt dit in september plaats. Kort daarna wordt de richtlijn gepresenteerd. Vanaf dat moment heeft Nederland nog twee jaar om de bepalingen uit de richtlijn om te zetten in nationale wet- en regelgeving.
Op korte termijn zijn er wel andere plannen vanuit het kabinet om het minimumloon te verhogen. In het coalitieakkoord was sprake van een bijzondere verhoging van het minimumloon van 7,5% in de komende drie jaar (exclusief indexatie). Op Prinsjesdag worden mogelijk plannen bekend gemaakt om het minimumloon in een keer met 10% (inclusief indexatie) te verhogen.
Daarnaast is er het wetsvoorstel dat voorziet in een verhoging van het minimumloon door deze te baseren op een 36-urige werkweek. Dit heeft tot gevolg dat iedereen hetzelfde minimumuurloon heeft ongeacht de lengte van de werkweek (36, 38 of 40 uur). Ook dit zal een verhoging van het minimumloon tot gevolg hebben.
Zodra hierover meer bekend is, zullen we u informeren.