De laatste jaren ontstaan bij het UWV steeds meer achterstanden bij de (her)beoordelingen voor de WIA. Minister Karien van Gennip van Sociale Zaken er Werkgelegenheid heeft in een brief aan de Tweede Kamer een aantal maatregelen aangekondigd om de achterstanden aan te pakken.
In de brief noemt zij een aantal oorzaken voor het ontstaan van de achterstanden. Zo is de tijd die een arts gemiddeld kwijt is aan een beoordeling opgelopen van ongeveer 2 uur destijds voor de WAO tot ruim 5 uur voor de WIA. Dit heeft onder andere te maken met de grotere complexiteit van de WIA-claimbeoordeling. Daarnaast is er de laatste jaren sprake van een trendmatige stijging van het aantal aanvragen, terwijl het UWV een tekort aan verzekeringsartsen heeft.
In 2021 lag het aantal WIA-aanvragen 9% hoger dan in 2020. Die stijging kan voor een deel verklaard worden uit voorspelbare factoren, zoals een toename van het aantal verzekerden en de verhoging van de pensioenleeftijd. Uit onderzoek van het UWV blijkt verder dat de stijging van de instroom vooral komt van werknemers die geen werkgever meer hebben op het moment dat zij een aanvraag doen voor de WIA. Het gaat dan om werknemers die doorstromen vanuit de Ziektewet, bijvoorbeeld omdat ze in de WW ziek zijn geworden of omdat tijdens hun ziekte het tijdelijk contract is afgelopen.
In het meest gunstige scenario blijft het aantal verzekeringsartsen de komende periode gelijk, terwijl het aantal (her)beoordelingen verder toeneemt. Werknemers moeten hierdoor lang wachten op hun (her)beoordeling, wat onzekerheid geeft over het recht op een uitkering. Maar ook werkgevers hebben last van de achterstanden. Op het moment van de WIA-aanvraag hebben werkgevers vaak al bijna twee jaar loon doorbetaald en zich ingespannen om de zieke werknemer te re-integreren in passende arbeid. De WIA-beoordeling geeft niet alleen duidelijkheid voor een eventuele ontslagaanvraag, maar ook over eventuele consequenties voor de WGA-premie. Daarom is het ook voor werkgevers van belang tijdig te weten waar zij aan toe zijn.
Voor de korte termijn heeft het verkleinen van de mismatch tussen de vraag naar en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen de eerste prioriteit. In de brief noemt de minister de volgende maatregelen.
Aanvullende maatregelen UWV binnen de wettelijke kaders
Het UWV test een aantal uitvoeringsvarianten om de verzekeringsarts effectiever in te zetten in het kader van de Ziektewet. Zo hoeft niet iedere werknemer na een standaardperiode van een jaar uitgebreid te worden beoordeeld. Daarnaast wordt ingezet op een sterkere inzet op de arbodienstverlening van het UWV in de Ziektewet.
Gerichtere inzet verzekeringsarts
Voor 60-plussers die wachten op hun WIA-claimbeoordeling wil de minister het tijdelijk, tot eind 2023, mogelijk maken dat het UWV de beoordeling op een andere manier en door andere professionals dan de verzekeringsarts laat uitvoeren. Met deze maatregel wijkt de minister af van de wet (contra-legem) en is er sprake van onderscheid naar leeftijd.
De vereenvoudigde aanpak voor 60-plussers bij de WIA-claimbeoordeling houdt in dat, als werkgever en werknemer hiermee akkoord zijn, de arbeidsdeskundige bepaalt of een oordeel van de verzekeringsarts noodzakelijk is. In veel gevallen betekent dit dat werknemers niet door een verzekeringsarts gezien hoeven te worden.
De minister benadrukt dat een belangrijk uitgangspunt bij deze maatregel is dat niemand erdoor wordt benadeeld. De vereenvoudigde claimbeoordeling leidt niet tot een lagere uitkering dan wanneer er een volledige sociaal-medische beoordeling zou worden gedaan. De vereenvoudigde claimbeoordeling leidt in bepaalde gevallen wel tot een hogere uitkering (WGA 80/100). Een ander belangrijk uitgangspunt is dat de vereenvoudigde beoordeling alleen wordt toegepast als werkgever en werknemer daarvoor akkoord hebben gegeven. Om ook werkgevers niet te benadelen, worden de uitkeringen die zijn toegekend op basis van een vereenvoudigde WIA-claimbeoordeling, in afwijking van de wet, betaald uit het Aof. Ze worden dus niet aan publiek verzekerde werkgevers toegerekend via de Whk-premie en niet aan eigenrisicodragende werkgevers doorbelast.
In dat verband vindt de minister het noodzakelijk om de tijdelijke terugvorderingsregeling voor werknemers bij wie het WIA-voorschot niet of slechts gedeeltelijk verrekend kan worden met een WW- of WIA-uitkering, te verlengen tot en met 31 december 2023. Doordat in deze gevallen voorschotten tijdelijk niet worden teruggevorderd, is sprake van extra uitgaven in 2023. Deze extra WGA-lasten worden betaald uit het Aof en de Whk en komen niet voor rekening van de (voormalige) werkgevers van betreffende werknemers.
De minister streeft ernaar om deze maatregelen zo snel mogelijk, maar niet vóór 1 oktober 2022, in werking te laten treden.
Hardheden
Het kabinet wil ‘hardheden’ uit de WIA wegnemen. Op dit gebied lopen al een aantal trajecten. Zo kijkt het UWV naar een mogelijke verkorting van de cyclus om inkomsten te verrekenen. Ook vinden er gesprekken plaats met het UWV over de dagloonsystematiek van de WIA. Verder wordt er gekeken naar de verdere uitwerkingen van een aantal aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid.
De minister houdt er rekening mee dat er nog meer nodig is om de stijging van de achterstanden in sociaal-medische beoordelingen terug te dringen. Zij noemt in haar brief alvast drie mogelijke beleidsopties voor de middellange termijn. Op basis van de rapportage zijn er drie beleidsopties met relatief groot effect op de benodigde capaciteit aan verzekeringsartsen:
• het laten vervallen van het duurzaamheidscriterium en afschaffen van de IVA
• na vijf jaar volledige arbeidsongeschiktheid (WGA 80-100) duurzaamheid van de volledige arbeidsongeschiktheid aannemen (aanpassen duurzaamheidscriterium)
• voor mensen die werken alleen op basis van feitelijke verdiensten een schatting maken van hun arbeidsongeschiktheidspercentage, en niet ook op basis van een theoretische schatting.
De minister wil de tweede en derde beleidsoptie op korte termijn verder verkennen om te kijken hoe ze op zo kort mogelijke termijn zouden kunnen worden ingezet om de wachttijden te verkorten.
Voor de lange termijn vindt de minister dat er een integrale doorlichting van het stelsel van arbeidsongeschiktheidswetten nodig is. Doel is het wegnemen van de meer fundamentele hardheden in de wetgeving en om te komen tot een structurele oplossing voor de mismatch tussen de vraag naar en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen. De minister wil een onafhankelijke commissie instellen om onderzoek naar een toekomstbestendig stelsel rond ziekte en arbeidsongeschiktheid te doen.