27 februari 2019

FNV-leden door incorporatiebeding toch aan cao gebonden

Het Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat FNV-leden door het incorporatiebeding gebonden zijn aan de nieuwe cao Transavia Grondpersoneel, ook nu FNV geen partij is bij de cao.


Bijna twee jaar geleden schreef ik over een opmerkelijke uitspraak van de Haarlemse kantonrechter, De betrekkelijke geldigheid van het incorporatiebeding. Die oordeelde dat FNV-leden niet op grond van het incorporatiebeding aan de cao Transavia Grondpersoneel gebonden waren, nu deze cao (door het niet meer meedoen van FNV) niet meer met representatieve bonden was gesloten. Ik eindigde mijn blog met de verzuchting dat het te hopen is dat een hogere rechter anders oordeelt dan de Haarlemse kantonrechter.

In dit weblog informeren de advocaten en juristen van AWVN u geregeld over actuele arbeidsrechtelijke ontwikkelingen

Die uitspraak van de hogere rechter is er nu: op 19 februari 2019 oordeelde het Gerechtshof Amsterdam dat de FNV-leden door middel van incorporatie aan de nieuwe cao zijn gebonden zijn, ondanks het feit dat FNV niet langer partij is bij de cao. Een welkome uitspraak, omdat anders de waarde van een incorporatiebeding bepaald zou kunnen worden door het al dan niet ondertekenen van een cao door een oorspronkelijke cao-partij.

De casus
Transavia sluit sinds jaar en dag een collectieve arbeidsovereenkomst voor haar grondpersoneel met de FNV, CNV, De Unie en NVLT. In de cao 2011-2013 staat dat werknemers per jaar tien roostervrije dagen hebben. In de cao 2013-2016 wordt het aantal ADV-dagen per jaar stapsgewijs afgebouwd met drie dagen in 2015 en zes dagen in 2016. Deze cao, die pas eind 2015 tot stand komt, wordt door de FNV-leden verworpen. Transavia vraagt begin 2016 aan FNV om zich bij de cao aan te sluiten, daarbij aangevend dat met de cao 2013-2016, de cao 2011-2013 is geëindigd. Voor zover vereist wordt de cao 2011-2013 (die steeds stilzwijgend verlengd was) door Transavia opgezegd tegen 1 mei 2016. FNV vraagt Transavia de cao 2011-2013 op haar leden te blijven toepassen, welk verzoek door Transavia wordt afgewezen.

In de vervolgens door FNV aangespannen procedure oordeelt de Haarlemse kantonrechter dat de cao 2011-2013 onverminderd op de leden van FNV van toepassing is. Dit oordeel berust op de uitleg van het incorporatiebeding in de arbeidsovereenkomsten dat de FNV-leden met de aanvaarding daarvan niet de bedoeling hebben gehad zich te binden aan een cao die met niet representatieve vakbonden is gesloten. Omdat naar het oordeel van de kantonrechter de vakbonden met wie de cao 2013-2016 is gesloten, NVLT, de Unie en CNV, niet voldoende representatief zijn, zijn de leden van FNV daaraan niet op grond van het incorporatiebeding gebonden.

De procedure in hoger beroep
De kernvraag die voorligt is of de werknemers van Transavia die lid zijn van FNV, gebonden zijn aan de cao 2013-2016 en zo ja, met ingang van welke datum. Bij de beantwoording van die vraag moeten twee periodes van elkaar worden onderscheiden: de periode van 1 januari 2015 tot 1 mei 2016 en de periode vanaf 1 mei 2016, toen de cao 2011-2013 door opzegging was geëindigd.

De periode tot 1 mei 2016
Transavia heeft betoogd dat er ten aanzien van de FNV-leden tot 1 mei 2016 sprake was van samenloop van de cao 2011-2013 op grond van artikel 9 lid 1 Wet CAO, en de cao 2013-2016 op grond van het incorporatiebeding.
Volgens FNV geldt het incorporatiebeding voor de FNV-leden tot 1 mei 2016 niet omdat zij tot die datum rechtstreeks op grond de Wet CAO gebonden waren aan de cao 2011-2013. Dit standpunt van FNV is volgens het hof juist. De rechtstreekse gebondenheid op grond van de Wet CAO laat tot I mei 2016 geen ruimte voor de toepassing van het incorporatiebeding. FNV-leden houden dus voor die periode recht op 10 roostervrije dagen per jaar.

De periode na 1 mei 2016
De vraag die hier voorligt betreft de uitleg van het incorporatiebeding. Voor de wijze van uitleg zijn twee gezichtspunten van belang. Het eerste is dat (de tekst van) het incorporatiebeding verplicht is voorgeschreven in de cao. Voor de uitleg van een cao geldt de zogenoemde cao-norm: aan een bepaling van een cao moet een uitleg naar objectieve maatstaven worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn. Niet voor iedereen kenbare bedoelingen van cao-partijen spelen bij de uitleg geen rol. Aldus uitgelegd moet het incorporatiebeding volgens het hof redelijkerwijs zo worden begrepen, dat daarin wordt verwezen naar de telkens geldende cao voor het grondpersoneel van Transavia. Dit ongeacht de vraag welke cao-partijen daarbij aan werknemerszijde zijn betrokken. Het rechtsgevolg van deze uitleg is dat FNV-leden op grond van het incorporatiebeding met ingang van 1 mei 2016 gebonden zijn aan de cao 2013-2016.

Het tweede gezichtspunt is dat voor de uitleg van het incorporatiebeding zoals opgenomen in de individuele arbeidsovereenkomsten de Haviltex-maatstaf geldt: het beding moet worden uitgelegd naar de zin die de partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het beding mochten toekennen, en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Volgens het hof is niet gebleken dat de FNV-leden, gelet op de wederzijdse gedragingen en verklaringen van hen en Transavia bij het sluiten van de arbeidsovereenkomsten, redelijkerwijs mochten verwachten dat zij niet gebonden zouden kunnen worden aan een nieuwe cao die Transavia met andere vakbonden gesloten heeft. Dit betekent dat de toepassing van de Haviltex-maatstaf niet tot een andere uitleg van het incorporatiebeding leidt dan de cao-norm.

Nawerking en incorporatiebeding

Tot slot mocht het hof zich nog buigen over de vraag de vraag of de cao 2011-2013 nog nawerking had, wat FNV betoogde. Nawerking betekent dat bepalingen omtrent arbeidsvoorwaarden uit een geëxpireerde cao onderdeel zijn gaan uitmaken van de bestaande arbeidsovereenkomsten. De cao 2013-2016 heeft evenwel een standaardkarakter. Dit heeft tot gevolg dat het Transavia niet is toegestaan om over de daarin bepaalde arbeidsvoorwaarden afwijkende afspraken te maken. Nu deze cao middels het incorporatiebeding vanaf 1 mei 2016 ook van toepassing is op de FNV-leden, komen de in deze cao overeengekomen arbeidsvoorwaarden middels incorporatie in de plaats van de voor die tijd op basis van de individuele arbeidsovereenkomst van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden.

Tekst Marco Veenstra, 27/2/2019

Deel dit artikel via: Deel dit artikel via Whatsapp Deel dit artikel via Twitter Deel dit artikel via Facebook Deel dit artikel via Linkedin Deel dit artikel via Mail
aanmelden