Deliveroo moet deelnemen aan het Pensioenfonds vervoer, zo heeft de kantonrechter onlangs bepaald in een zaak aangespannen door het Pensioenfonds Vervoer. Is dit wederom een uitspraak van een rechter die zzp’ers in het kamp van de werknemers trekt, of is er iets anders aan de hand?
Onlangs heeft de kantonrechter in Amsterdam weer een uitspraak gedaan over Deliveroo. Het bedrijf was aangesproken door het Pensioenfonds Vervoer om de premies te betalen voor haar werknemers, omdat Deliveroo aan de voorwaarden voldoet om aan dit pensioenfonds deel te nemen. Deliveroo was het hier niet mee eens en betaalde slechts een heel erg klein deel van de rekening van het fonds. Daarop stapte het bedrijfstakpensioenfonds naar de rechter en vroeg die voor recht te verklaren dat Deliveroo moet deelnemen aan het pensioenfonds (en premies moet betalen voor werknemers). Want, zo stelt het pensioenfonds, het bezorgen van maaltijden is de kernactiviteit van Deliveroo. En dat is vervoer van goederen over de weg. Hierbij is interessant dat het fonds meent dat bij de toets of Deliveroo in hoofdzaak beroepsgoederenvervoer over de weg uitoefent, de loonsom van de bezorgers daarvoor relevant is. Daartoe moet behalve het loon van de werknemers, ook het inkomen van de zelfstandigen gerekend worden, aldus het pensioenfonds.
In dit weblog informeren de advocaten en juristen van AWVN u geregeld over actuele arbeidsrechtelijke ontwikkelingen
Deliveroo meent geen onderneming in de beroepsgoederenvervoer over de weg te zijn. Ze ziet zich als een technologiebedrijf, een online platform voor restaurants dat ook marketingactiviteiten verricht; maaltijdbezorging is onderdeel van de marketingstrategie. Bovendien vindt Deliveroo dat maaltijdbezorging per fiets ver af staat van het beroepsgoederenververvoer – het is wel wat anders dan vrachtvervoer over lange afstanden of specialistisch vervoer.
De rechtbank geeft toe dat in het algemeen en in het dagelijks spraakgebruik, maaltijdbezorging per fiets niet direct de associatie ‘goederenvervoer over de weg’ op roept. Maar dit is niet relevant, het gaat er om of op basis van objectieve maatstaven vast te stellen is of er over de weg vervoerd wordt. En maaltijden brengen van een restaurant naar een klant gebeurt nu eenmaal over de weg, de wijze van vervoer is niet relevant.
Bovendien is alles bij Deliveroo gericht op dat maaltijden bezorgen, dat is de kerntaak, aldus de rechter – het online platform en de marketingactiviteiten vormen geen zelfstandige businessactiviteiten.
Zowel uit de omzet als uit de loonsom blijkt, volgens de rechter, dat het voor meer dan 50% om werkzaamheden gaat ten behoeve van het bezorgen van maaltijden. Een keuze voor een bepalend hoofdzaakcriterium, omzet of loonsom, wordt niet gemaakt, nu het zogeheten verplichtingstellingsbesluit zelf hier ook geen keuze in maakt,.
Met betrekking tot de bezorgers zelf, bevestigt de rechtbank – bijna tussen neus en lippen door – dat de vergoeding voor de bezorgers die werken op grond van een overeenkomst van opdracht (de zzp’ers) ook mogen worden meegenomen bij het bepalen van de loonsom. Het verplichtstellingsbesluit gaat immers over ‘werkzaamheden’ in het wegvervoer en niet over werkzaamheden van (uitsluitend) ‘werknemers’ of over ‘loonsom’. Er wordt geen uitzondering gemaakt voor zzp’ers. Dat zij niet bij het fonds kunnen worden aangesloten of dat hun tarieven niet zijn vast te stellen, doet daar volgens de rechtbank niet aan af.
Wat kunnen we hier uit afleiden? Is dit nu de zoveelste uitspraak van een rechter die zzp’ers in het kamp van de werknemers trekt, en gaat het dit keer om pensioen voor zelfstandigen zonder personeel? Daar zou ik toch voorzichtig mee zijn.
De uitspraak verplicht Deliveroo pensioenpremie te betalen voor alle medewerkers met een arbeidsovereenkomst – om het even of dat bezorgers zijn of niet. De rechter doet uitdrukkelijk geen uitspraak over de status van de bezorgers, en wellicht is hier ook met opzet niet om gevraagd. Wel wordt erbij gezegd dat zzp’ers in dit geval niet kunnen worden aangesloten (zoals dat bijvoorbeeld wel bij de schilders is gebeurd).
Het enige wat de rechtbank gedaan heeft, is de tekst van het verplichtstellingsbesluit precies lezen en duiden. En daarin staat niet gedefinieerd dat het alleen over de lonen van werknemers, medewerkers met een arbeidscontract gaat. Aan sociale partners staat het immers vrij te definiëren wie zij onder hun pensioenfonds willen laten vallen, zolang zij maar een belangrijke meerderheid van die ondernemingen vertegenwoordigen.
Dat destijds wellicht niet bewust gekozen is om zzp’ers niet uit te zonderen van het loonbegrip, is niet relevant. Dit komt wel vaker voor. Met veranderende activiteiten van ondernemingen of branchevervaging en de opkomst van nieuwe soorten ondernemingen in de platformeconomie, is dit vaker onderwerp van discussie. Zo blijken ondernemingen gevangen te worden onder bepaalde verplicht gestelde pensioenfondsen of algemeen verbindend verklaarde cao’s, waar men niet aan gedacht heeft. Of blijken ondernemingen niet aan pensioenfondsen of cao’s gebonden te zijn, waar men dat juist wel van had verwacht. Dit lijkt een nieuw fenomeen, en is zeker de laatste tijd veel onder de aandacht van de media, maar het is feite iets wat inherent is aan het systeem.
Bedrijfstakken veranderen of verdwijnen zelfs helemaal, onderneming verleggen hun focus en sociale partners kunnen hierin meebewegen. Daar is steeds de afweging van belangrijke meerderheid van belang. Maak je het toepassingsbereik te breed, dan loop je het risico om teveel niet aangesloten ondernemingen te vangen en niet langer een belangrijke meerderheid te vertegenwoordigen. Dan kan er van een verplichtstelling of een algemeen verbindend verklaring geen sprake meer zijn en zullen die ondernemingen ook niet aan de cao gebonden kunnen worden of verplicht aangesloten kunnen worden aan een pensioenfonds. Dan rest de desbetreffende werkgeversvereniging enkel meer of andersoortige leden te werven en om hun belangen te vertegenwoordigen en te behartigen.