Het kabinet heeft plannen aangekondigd voor nieuwe wet- en regelgeving voor zelfstandigen per 1 januari 2021, omdat er snel adequate maatregelen moeten worden genomen voor bescherming van zzp’ers aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Hiermee wil het kabinet opdrachtgevers en zzp’ers meer duidelijkheid geven in welke gevallen er volgens de wet sprake is van een dienstbetrekking.
Het handhavingsmoratorium van de Wet DBA zal tot 1 januari 2021 in stand blijven, al zal de Belastingdienst per 1 januari 2020 de mogelijkheid krijgen om aanwijzingen te geven en te handhaven als die niet worden ingewilligd.
Ook vindt het kabinet het van belang dat zzp’ers om de juiste redenen kiezen voor het ondernemerschap. Het kabinet wijst erop dat de financiële houdbaarheid van het sociale zekerheidsstelsel in gevaar kan komen als steeds meer werkenden niet meer meebetalen.
Het gaat om de volgende drie maatregelen.
Volgens het kabinet is dit noodzakelijk gegeven het grote risico op armoede onder zzp’ers. Het zou moeten helpen om te voorkomen dat opdrachtgevers aan de onderkant van de arbeidsmarkt alleen vanwege lagere kosten willen werken met (schijn)zelfstandigen. Het verschil in kosten tussen werknemers en zelfstandigen aan de onderkant van de arbeidsmarkt wordt verkleind. Het kabinet verwacht dat dit instrument (onder voorwaarden) in overeenstemming is met het Europees recht. Het gevolg dat er onder € 16 een arbeidsovereenkomst zou ontstaan, is losgelaten. Ook wordt niet langer vastgehouden aan de eerder gestelde eisen van ‘reguliere bedrijfsactiviteiten’, ‘korte duur’ en de reikwijdte waarbij particuliere opdrachtgevers werden uitgesloten. Voor hen gaat dit dus ook gelden.
Werkenden hebben hiermee volgens het kabinet de mogelijkheid om in hun levensonderhoud te voorzien én zich te verzekeren of reserveringen te maken voor risico’s op inkomensverlies (ziekte en arbeidsongeschiktheid, werkloosheid/leegloop). Dit zou ook gelden voor de zogenaamde resultaatgenieter.
Deze verklaring zal volgens het kabinet niet alleen vooraf zekerheid geven over loonheffing en werknemersverzekeringen, maar ook – voor zo ver mogelijk – over arbeidsrechtelijke gevolgen, pensioenverplichtingen en cao-bepalingen. Hiervoor geldt een aantal voorwaarden. De arbeidsbeloning bedraagt minimaal € 75 per uur (prijspeil 2019). In de overeenkomst van opdracht moet opgenomen zijn dat partijen de bedoeling hebben geen arbeidsovereenkomst te sluiten. De overeenkomst wordt aangegaan voor maximaal een jaar. Tenslotte moet de opdrachtnemer bij de Kamer van Koophandel ingeschreven staan.
Voor alle opdrachtgevers van zelfstandigen komt er de opdrachtgeversverklaring, die zekerheid vooraf kan verschaffen over de vraag of er sprake is van een dienstbetrekking. De webmodule die hierbij kan ondersteunen, wordt op dit moment getest.