De maandag voor Prinsjesdag presenteert vakbond FNV traditiegetrouw haar arbeidsvoorwaardenagenda. Voor 2022 liegt de looneis er niet om: €100 loonsverhoging per maand én automatische prijscompensatie (APC), zie hier de reactie van AWVN op de FNV-nota. De FNV geeft aan het beu te zijn om steeds te moeten onderhandelen over inflatiecorrectie van het loon; daarom moet de APC terugkeren in de cao. Voor wie even kwijt was wat de APC ook alweer is: dit is een compensatie in het loon voor de gestegen prijzen. Hieronder, om het geheugen op te frissen, een stoomcursus automatische prijscompensatie in vijf vragen.
De APC is een term uit de oude doos. Het staat voor automatische prijscompensatie – een vergoeding voor de werknemer van de geldontwaarding. In de meeste cao’s werden in de jaren zeventig allerlei clausules over automatische prijscompensatie opgenomen. Soms werd wel twee keer per jaar berekend hoe groot de gemiddelde inflatie over de afgelopen zes maanden uit was gepakt. Waren de prijzen in de periode met bijvoorbeeld 1% gestegen, dan kregen werknemers daarvoor automatisch 1% looncompensatie.
Zo bleef de koopkracht op peil; de inflatie was destijds fors. Voor werknemers was de APC een belangrijke arbeidsvoorwaarde, waarvoor zij bereid waren actie te voeren. Zo staakten in 1977 zo’n 35.000 bouwvakkers voor het behoud van de automatische prijscompensatie. Na bijna een maand trokken zij aan het langste eind.
Een probleem met de APC is dat er dan automatisch ook een forse loon-prijsspiraal op gang komt. Die manifesteerde zich dan ook in de jaren zeventig toen de inflatie hoog was (op het toppunt, in 1975, schommelde de inflatie rond liefst 10%). De loonkosten van werkgevers liepen steeds sterker op, waardoor Nederland zich in internationaal opzicht uit de markt aan het prijzen was. Met het Akkoord van Wassenaar in 1982, dat over loonmatiging en arbeidsherverdeling ging, verdween de APC (loonmatiging) uit vrijwel elke cao – in ruil voor afspraken over arbeidstijdverkorting (arbeidsherverdeling).
Niet helemaal. De publieke discussie erover laait bij tijd en wijle op, zeker als het netto besteedbaar inkomen onder druk staat of lijkt te staan. Ook in de collectieve arbeidsovereenkomsten zelf is de APC niet helemaal verdwenen. In 50 van de ruim 650 bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangemelde collectieve arbeidsovereenkomsten (cijfers 2017), zijn afspraken gemaakt over automatische prijscompensatie. Dat lijkt behoorlijk wat, maar dat valt eigenlijk reuze mee. Het zijn kleine cao’s, niet uitsluitend maar wel vooral in de havensector; ze hebben betrekking op hooguit tienduizend werknemers. De overige 5,5 miljoen werknemers waarvoor in 2017 cao-afspraken werden gemaakt, kenden een cao met enkel de vooraf vastgelegde loonstijgingen.
Bij overslagbedrijf Vopak kwam eind december 2020 een akkoord tot stand over een driejarige cao. Met een loonsverhoging van 2% in 2021, 1,5% in 2022 en 1,5% in 2023 plús jaarlijkse automatische prijscompensatie.
Ruim een jaar eerder, begin oktober 2019, kwam een staking bij chemiebedrijf Chemours ten einde nadat er een akkoord was bereikt over een nieuwe cao voor het gros van 500 medewerkers. Zij kregen er in twee jaar structureel 3,9% bij, en daarbovenop een APC-regeling.
Op de eerste plaats: bonden staan doorgaans niet te popelen om loonsverhogingen af te spreken die de prijsstijgingen niet bijhouden, dus de verwachte inflatie hebben zij in hun looneis verwerkt.
Op de tweede plaats: een ander nadeel is dat, behalve het eerder genoemde gevaar van een loon-prijsspiraal, werknemers APC vaak niet meer als een onderdeel van de nieuwe contractloonstijging beschouwen, maar als een verworven recht. Daarover mopperde ook de secretaris van de sectorraad Havens in het eerste nummer van FNV Havensmagazine dat eind 2018 verscheen: ‘Te vaak ervaar ik dat de “verwende jongetjes” geen kennis hebben van het hele cao-proces en de geschiedenis van de havenwerker (..). Dat de automatische prijscompensatie – als ze er al van gehoord hebben – alleen nog in de havensector voorkomt, is voor de meeste havenwerkers niet meer dan een gegeven’.
Tenslotte vindt AWVN in z’n algemeenheid dat loonafspraken in een sector of onderneming altijd bezien moeten worden als onderdeel van een veel breder pakket. Ook zaken als behaalde bedrijfsresultaten (denk aan winst, omzet of klanttevredenheid) moeten hierbij worden meegewogen. Daarnaast moeten nog allerlei andere afspraken over arbeidsvoorwaarden, de visie van de organisatie en de bedrijfsdoelstellingen bij het maken van loonafspraken gewicht in de schaal leggen. Loonsverhoging moet altijd maatwerk zijn.