Immense bouwopgave vergt modern werkgeverschap
De bouw- en infrasector staat voor een grote en complexe opgave: er moet veel én anders worden gebouwd. Met het oog daarop werkte Bouwend Nederland de afgelopen jaren aan innovatief werkgeverschap in de sector. Met succes: begin mei kreeg de brancheorganisatie de AWVN-trofee voor vernieuwend werkgeven.
In een paar jaar tijd heeft de bouw- en infrasector een paar forse uitdagingen op z’n bordje gekregen. Klonken er in de crisisjaren vooral termen als afbraak, krimp en massaontslag, nu moet de sector keihard aan de slag om klaar te zijn voor de toekomst. “In de crisisjaren zijn we gekrompen van 180.000 werknemers in loondienst naar zo’n 100.000”, vertelt Erik Tierolf. Hij is manager arbeidsvoorwaarden bij brancheorganisatie Bouwend Nederland. “De sector is de gevolgen van de crisis nog niet helemaal te boven. Niet alle bedrijven zijn financieel weer helemaal gezond, maar inmiddels staan we voor andere, enorme opgaven. Allereerst om nieuwe werknemers te vinden; de komende jaren hebben we er zeker 55.000 nodig om de ontgroening en vergrijzing op te vangen. En er moeten in korte tijd heel veel woningen worden gebouwd met het oog op de huidige krapte op de woningmarkt.” En, zegt George Raessens, vicevoorzitter van Bouwend Nederland, er moeten ook nog eens meer wegen worden aangelegd, er moet flink duurzamer worden gebouwd én meer worden geautomatiseerd.
Kortom: de sector moet zich in razend tempo klaarmaken om meer en anders te bouwen. Dat betekent onder meer dat de scholingsbehoefte groot is. Raessens: “De bouwsector heeft een eigen opleidingsstructuur met zo’n veertig bedrijfsscholen, maar we realiseren ons dat dat bij elkaar onvoldoende is om aan de vervangingsvraag te voldoen. In de crisisjaren is het draagvlak voor collectieve regelingen en voor de afdracht aan O&O-fondsen afgenomen. Onder meer met een lean and mean-organisatiestructuur proberen we nu met een minimale O&O-bijdrage onze achterban maximaal te faciliteren.”
Uit de loopgraven
Bouwend Nederland brengt al een aantal jaren bestuurders en ondernemingen in de sector bij elkaar om te praten over de toekomst van bouw en infra. Mede door die regierol groeide het besef dat een slagvaardige en wendbare sector vraagt om moderne arbeidsverhoudingen. “In de crisisjaren was de gezamenlijkheid ver te zoeken”, zegt Tierolf. “Er moesten soms pijnlijke besluiten worden genomen. De afgelopen jaren zijn alle betrokkenen ervan overtuigd geraakt dat we de gezamenlijke opgave niet oplossen als ieder in z’n eigen loopgraaf blijft zitten. Met de cao-onderhandelingen in het vooruitzicht wisten we dat de kans groot zou zijn dat we vastlopen in oude discussies als ‘is de zzp’er in de bouw een zelfstandig ondernemer of eigenlijk een werknemer?’ Daarom hebben we eerst in verkennende gesprekken met de vakbonden onderzocht welke thema’s de belangrijkste zijn in het cao-overleg. Ieder thema pelden we af: wat is de opgave, wat moet er gebeuren om daar een antwoord op te vinden, wat is ieders rol daarin en vooral: waar ligt het gemeenschappelijk belang? De vervolgvraag is uiteraard: waar liggen de verschillen en waarover we moeten onderhandelen?”
“Bouwend Nederland vernieuwt doordacht”
AWVN-adviseur Lars Doyer ondersteunde Bouwend Nederland bij het vernieuwen van de arbeidsverhoudingen. “Veel brancheorganisaties zoeken naar een nieuwe rol zodat ze beter aansluiten op veranderingen in de sector, arbeidsmarkt én behoeftes van de leden. Bouwend Nederland vervult als brancheorganisatie steeds meer een gidsrol voor hun leden. Vanuit een proactieve houding worden leden bevraagd en opgezocht en waar nodig worden nieuwe samenwerkingsverbanden gesmeed, ook buiten de eigen koepel. Dat is een spannend proces, zeker in een vrij traditionele sector. Het vraagt andere dingen van Bouwend Nederland als organisatie en van haar medewerkers. Bouwend Nederland voert deze vernieuwing stap voor stap effectief en succesvol uit.”
Als belangrijkste thema’s voor de bouwsector kwamen naar boven: de ouder wordende werknemer, de loonkostenontwikkeling en flexibiliteit in werk en arbeidstijden. “Doordat we de thema’s vooraf helder hadden, voorkwamen we verrassingen tijdens de onderhandelingen. En door eerst vast te stellen wat onze common ground was, hadden we altijd iets om op terug te vallen waarover we het wél eens waren.”
Duurzame inzetbaarheid bleek een van de belangrijkste onderwerpen. Raessens: “Een op de vijf werknemers in bouw en infra is ouder dan 55 jaar en het ziekteverzuim in die groep ligt boven de 10 procent. We zien allemaal dat áls de oudere werknemer ziek wordt, hij vaak ziek blijft en via een achterdeur verdwijnt. Werknemers die de afgelopen 45 jaar in de sector hebben gewerkt, zijn opgegroeid met heel andere arbeidsomstandigheden. In 1974 waren de faciliteiten niet ingericht om tot 2019 aan het werk te blijven. We zien de pensioenleeftijd snel stijgen. Werkgevers en vakbonden zien het als gezamenlijke opgave om ervoor te zorgen dat mensen gezond de eindstreep halen.”
Op het gebied van duurzame inzetbaarheid is er de afgelopen jaren nogal wat veranderd in de bouw. In 2016 werd Volandis opgericht – het kennisinstituut in de bouw en infra op het gebied van duurzame inzetbaarheid. Volandis faciliteert onder andere de periodieke arbeidsgeneeskundige onderzoeken en het gesprek over duurzame inzetbaarheid tussen werknemer en werkgever. Dat gesprek gaat onder andere over mobiliteit en scholing. Iedere werknemer heeft sinds 2016 een persoonlijk budget voor duurzame inzetbaarheid.
Het te ontwikkelen ‘bouwspraak’ is een variant op river speak: gezamenlijk taalgebruik voor bepaalde handelingen, bewegingen of situaties
Veiligheid
Ook over veiligheid op de bouwplaats werd veel gesproken tijdens de cao-onderhandelingen. “Veiligheid is typisch een onderwerp waarover je níet onderhandelt”, zegt Raessens. “Het gezamenlijk uitgangspunt is dat iedereen ’s avonds veilig thuiskomt. Naar het voorbeeld van river speak voor de binnenvaart zijn we uitgekomen op het idee van ‘bouwspraak’: gezamenlijk taalgebruik voor bepaalde handelingen of bewegingen. Bijvoorbeeld: als iemand die op een steiger staat, een hamer laat vallen, roept hij neer! naar beneden, en maakt degene die onder staat zich zo klein mogelijk om de kans geraakt te worden, te minimaliseren. Als je alleen hé! roept, heb je kans dat iemand naar boven kijkt en juist daardoor in het gezicht wordt geraakt. De komende jaren gaan werkgevers en vakbonden samen werken aan de introductie van bouwspraak. Dat is niet in de cao vastgelegd, maar wel typisch een onderwerp dat tijdens de cao-besprekingen aan de orde komt. De aanpak op zich is niet vernieuwend want afgekeken van de binnenvaart – maar de manier waarop we er vanuit een gezamenlijk belang over hebben gesproken, is dat wél.”
De onderhandelingen over de cao voor 2018-2019 verliepen voor alle betrokkenen naar tevredenheid. Reden om nu al te beginnen met de onderhandelingen voor de cao die in 2020 moet ingaan, en om die besprekingen nog grondiger voor te bereiden. “De afgelopen maanden hebben we met in totaal 120 werkgevers uit bouw en infra gesproken over wat zij belangrijke thema’s vinden voor de komende jaren, en hoe de cao volgens hen daarin knelt of juist kan helpen”, vertelt Raessens. Uit die gesprekken blijkt dat onder andere duurzame inzetbaarheid een hot item blijft en dat het persoonlijke budget daarvoor volgens werkgevers niet altijd het optimale middel is. “Met de input uit de rondetafelgesprekken gaan wij de komende onderhandelingen in met een goed onderbouwd verhaal en allerlei praktijkvoorbeelden. Het gesprek tússen werkgevers tijdens de rondetafelgesprekken is misschien nog wel het meest waardevol gebleken. Daaruit komt naar voren welke thema’s gemeenschappelijk zijn en waar de lobby van Bouwend Nederland zich op moet richten.”
Stresstest
AWVN ondersteunde Bouwend Nederland bij de afgelopen cao-onderhandelingen en doet dat opnieuw in de voorbereidingen voor de komende onderhandelingen. Een bijzonder onderdeel in de laatste voorbereidingen was de ‘stresstest’. Een simulatie die als doel had om te onderzoeken in hoeverre de verschillende afdelingen van Bouwend Nederland in staat zijn om adequaat te reageren op collectieve acties. AWVN-medewerkers speelden de rol van vakbondsvertegenwoordigers.
“Dat kunnen ze door al hun ervaring aan onderhandelingstafels verrassend goed”, zegt Tierolf lachend. Hij is trots op het resultaat van de simulatie. “In één ochtend keken we wat collectieve acties betekenen voor onder meer de woordvoering, de helpdesk, ons kantoorpand. We zagen dat op veel punten de organisatie en de beschikbare draaiboeken goed voorzien in wat nodig is. De belangrijkste ervaring was: als de onderhandelingen niet tot resultaat leiden, zijn we prima in staat om de spanning die daardoor ontstaat op te vangen omdat we het nu al een keer met elkaar hebben doorleefd. Dat is heel goed om te weten.”
Tekst: Berber Bijma. Beeld: Bouwend Nederland.