Wat gaat er in 2024 allemaal veranderen op het gebied van wet- en regelgeving? Vanaf 1 januari zijn verschillende nieuwe besluiten van kracht die ook invloed hebben op werkgevers. AWVN heeft uitgezocht welke dit zijn. Op deze pagina vindt u per categorie de belangrijkste veranderingen voor werkgevers en de gevolgen daarvan.
Loon & vergoedingen
Op 1 januari 2024 vindt de introductie plaats van het minimumuurloon. Dat uurloon is gebaseerd op een 36-urige werkweek; alle verschillen die er waren tussen het dag-, week- en maandloon op minimumniveau verdwijnen. Bovendien vindt op 1 januari de halfjaarlijkse indexatie van het wettelijk minimumloon plaats (3,75 procent).
Dat betekent dat het minimumuurloon voor werknemers die 21 jaar of ouder zijn, vanaf 1 januari 2024 € 13,27 bedraagt. Voor werknemers tussen de 15 en 20 jaar gelden vanaf 1 januari 2024 minimumjeugduurlonen. Per leeftijd geldt een ander bedrag. Deze zijn afgeleid van het wettelijk minimumuurloon. Lees meer.
Het algemene bezoldigingsmaximum (in het kader van de WNT, Wet normering topinkomens) wordt jaarlijks aangepast aan de loonontwikkeling bij de overheid in het voorgaande jaar. Voor 2024 is het algemeen bezoldigingsmaximum vastgesteld op € 233.000.
Vanaf 1 januari 2024 is het maximale voordeel van de 30%-regeling gemaximeerd op 30% van de salarisnorm uit de Wet normering topinkomens (de zogenaamde Balkenende-norm). Voor 2024 is dat normsalaris € 233.000.
Daarnaast zijn bij de behandeling van het wetsvoorstel pakket Belastingplan 2024 nog twee wijzigingen bij amendement aangenomen die ook per 1 januari 2024 van toepassing zijn nu de Eerste Kamer het Belastingplan 2024 op 19 december heeft aangenomen. Daarbij gaat het ten eerste om het gradueel verlagen van het voordeel van de 30%-regeling naar gelang de toepassingsduur toeneemt (eerste 20 maanden: 30%, volgende 20 maanden: 20% en de laatste 20 maanden: 10%).
De tweede wijziging is het afschaffen van de keuze voor buitenlandse werknemers om als zogeheten partieel buitenlands belastingplichtige te worden behandeld, waardoor buitenlands inkomen in box 2 (aanmerkelijk belang) en box 3 (sparen en beleggen) in Nederland niet wordt belast.
Werknemers die in 2023 gebruikmaakten van de 30%-regeling, worden met de aftopping geconfronteerd met ingang van 1 januari 2027 of bij een tussentijdse onderbreking van de 30%-regeling. Bij de behandeling van het ‘wetsvoorstel pakket Belastingplan 2024’ in de Eerste Kamer is een motie aangenomen, waarbij de regering wordt opgeroepen om ter behoud van het Nederlands vestigingsklimaat de voorgenomen evaluatie van de 30%-regeling naar voren te halen. En op basis van deze evaluatie met een alternatief voorstel in het Belastingplan 2025 te komen dat minder schadelijk uitpakt voor de economie. AWVN sluit niet uit dat de beperkende maatregelen (gradueel afbouwen van het voordeel en het afschaffen van de keuze te worden behandeld als partieel buitenlands belastingplichtige) per 1 januari 2025 worden teruggedraaid.
Er is duidelijk geen politieke consensus over welke kant de politiek op wil met de 30%-regeling. Het eerst beperken van het voordeel om de beperking vervolgens weer terug te draaien, vindt AWVN eveneens een ongewenste aanpassing van het Nederlandse vestigingsklimaat. Dit omdat het de wispelturigheid laat zien van het dan weer wel en dan weer niet toekennen van een voordeel. Aan de andere kant is AWVN blij dat de motie tevens uitspreekt dat de 30%-regeling bijdraagt aan het open karakter van de economie in Nederland, waarvan het toekomstige verdienvermogen mede afhankelijk is.
De maximale transitievergoeding gaat in 2024 (naar verwachting) omhoog van € 89.000 naar € 94.000. Voor werknemers van wie het dienstverband buiten hun eigen schuld afloopt en een hoger jaarloon dan € 94.000 hebben, is het maximum het jaarloon.
Om werken meer te laten lonen, gaat de arbeidskorting op 1 januari 2024 omhoog van € 5.052 naar € 5.532.
De vrije ruimte van de werkkostenregeling wordt kleiner. De vrije ruimte over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom daalt van 3% naar 1,92%. Voor dat deel van de loonsom dat boven de € 400.000 uitkomt, blijft de vrije ruimte 1,18%.
Het jeugd-LIV wordt per 1 januari 2024 afgeschaft. Het jeugd-LIV is een jaarlijkse tegemoetkoming voor werkgevers met werknemers van 18 tot en met 20 jaar die het minimumjeugdloon verdienen. In 2024 betaalt de Belastingdienst nog wel het jeugd-LIV over de verloonde uren in 2023.
Duurzaamheid, thuiswerken & vervoer
De inwerkingtreding van de CO2-registratie werkgebonden personenmobiliteit is met een halfjaar opgeschort: van 1 januari 2024 tot 1 juli 2024. De verplichte CO2-registratie betreft werkgevers met 100 werknemers. Zij zijn vanaf de inwerkingtreding van het besluit verplicht gegevens aan te leveren over het zakelijk- en woon-werkverkeer, met als concreet doel een reductie van 1,5 megaton CO2 in 2030.
Hoewel de datum van het verplichte rapporteren verschoven is naar 1 juli 2024, mogen werkgevers er voor kiezen om gewoon wél al op 1 januari 2024 met de rapportage te starten. Voor werkgevers die ervoor kiezen pas te starten op de dag dat de verplichting in werking treedt, dus 1 juli 2024, geldt dat de halfjaarlijkse uitkomst van 2024 geëxtrapoleerd wordt naar het hele jaar.
De maximale onbelaste reiskostenvergoeding gaat per 1 januari 2024 van € 0,21 naar € 0,23 per kilometer.
Ook het maximum voor de onbelaste thuiswerkvergoeding gaat per 1 januari 2024 omhoog, van € 2,15 naar € 2,35.
Vanaf 1 januari 2024 mogen werkgevers onbelast een OV-kaart vergoeden of verstrekken. Voorwaarde is wel dat de werknemer de OV-kaart ook voor het woon-werkverkeer/zakelijke reizen gebruikt. Registratie van privé- en zakelijk gebruik is dan niet meer nodig om in aanmerking te komen voor de belastingvrijstelling; de vrijstelling voor OV-kaarten geldt als gerichte vrijstelling in de Werkkostenregeling.
Pensioen
Met de komst van de Wet toekomst pensioenen is de ondergrens voor de pensioentoetredingsleeftijd per 1 januari 2024 gedaald naar 18 jaar. In de meeste pensioenregelingen is de toetredingsleeftijd nu nog 21 jaar.
De AOW-gerechtigde leeftijd in 2024 is 67 jaar. Deze was 66 jaar en tien maanden. De AOW-leeftijd blijft tot en met 2027 67 jaar, in 2028 stijgt die weer – tot 67 jaar en drie maanden. Ook in 2029 is de AOW-leeftijd 67 jaar en drie maanden.
De invoering van ‘het bedrag ineens’ is opnieuw uitgesteld. Het keuzerecht ‘bedrag ineens’ zal niet eerder dan 1 januari 2025 in werking treden, waarbij de uiteindelijke datum afhankelijk blijft van de voortgang van het parlementaire proces. Met ‘het bedrag ineens’ kan een werknemer die met pensioen gaat, maximaal 10% van het opgebouwde ouderdomspensioen in één keer laten uitbetalen.
Sociale premies & scholing
De hoge en de lage WW-premie blijven in 2024 hetzelfde als in 2023: 2,64% voor de lage en 7,64% voor de hoge WW-premie.
Bij deze premies gaat het om de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WGA) en de Ziektewet (ZW) waarvoor werkgevers zich bij UWV kunnen verzekeren. Beide publieke premies dalen in 2024. Het gemiddeld premieniveau van de WGA gaat omlaag van 0,87% in 2023 naar 0,77% in 2024; de gemiddelde premie van de ZW daalt van 0,66% naar 0,45%.
Voor kleine werkgevers stijgt de premie van 5,82% naar 6,18%, voor grote werkgevers van 7,11% naar 7,54%.
De premie daalt van 0,15% naar 0,08%.
De inkomensafhankelijke premie daalt van 6,68% naar 6,57%. De lage inkomensafhankelijke ZVW-premie die onder meer toegepast kan worden voor zelfstandigen en gepensioneerden, gaat van 5,43% naar 5,32% in 2024.
Het STAP-budget vervalt per 1 januari 2024. Er is nog budget over – € 73,7 miljoen daarvan wordt als extra budget toegevoegd aan de SLIM 2024-2027, de stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in MKB-ondernemingen.