De Prinsjesdagplannen zijn gepubliceerd en de eerste analyses zijn geschreven. Wat zijn de belangrijkste inzichten en waar moeten organisaties mee aan de slag? We gaan erover in gesprek met verschillende werkgevers(organisaties). Vandaag: Fedde Monsma, manager arbeidszaken bij branchevereniging Schoonmakend Nederland. Met hem bespreken we de kabinetsplannen in verhouding tot bestaanszekerheid en koopkracht.
“Bij Schoonmakend Nederland zijn we overwegend positief over de kabinetsplannen voor 2025. We waarderen het dat het belang van ondernemerschap en de waarde van werk worden erkend. Het terugdraaien van lastenverhogingen is positief voor onze bedrijven. Denk dan onder andere aan de verlaging van de mkb-winstvrijstelling en de verhoging van de energiebelasting. We zijn tevreden met de focus op een gezonde arbeidsmarkt en het lonender maken van werk, wat aansluit bij één van onze belangrijkste speerpunten.
Vooral de plannen om het inkomensondersteuningsstelsel (toeslagenstelsel) te vereenvoudigen en parttimers te stimuleren meer te werken, ervaren we als positief. Ook zijn we blij met de aandacht voor verduurzaming en productiviteitsverhoging.”
“Het kabinet wil de arbeidsmarkt inclusiever maken en de banenafspraak verbeteren door het samenvoegen van de doelstellingen van markt- en overheidswerkgevers. Wat ons betreft een goede ontwikkeling. Daarnaast wordt het beleidsprogramma ′Voor een inclusieve arbeidsmarkt′ (VIA) voortgezet om gelijke kansen te bevorderen. Een belangrijk voorstel voor onze sector waarin zo′n 170 nationaliteiten werken. We zouden dan ook graag aan het voorstel willen meewerken. In onze sector hebben we goede ervaringen met instromers. Dankzij onze ontwikkelpaden kunnen zowel jonge als oudere mensen met of zonder afstand tot de arbeidsmarkt een carrière beginnen in de schoonmaak. Die ervaringen delen we graag.”
“In de Prinsjesdagplannen zien we ruimte voor verbetering en enkele aandachtspunten. We roepen met name op het gebied van verduurzaming op tot snelle actie. In onze woorden: ‘Niet lullen maar poetsen!’. We maken ons zorgen over de geplande bezuiniging van 113 miljoen euro op leren en ontwikkelen. Daarentegen zijn we wel positief over de extra 7 miljoen euro voor de subsidieregeling praktijkleren in 2026. Praktijkleren is immers een belangrijk onderwerp in de schoonmaaksector.
De schoonmaaksector staat verder voor grote uitdagingen als het gaat om personeelstekorten en productiviteitsverhoging. Met een krappe arbeidsmarkt moeten we creatief zijn in het aantrekken en behouden van medewerkers. Onder andere door aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden, betere arbeidsmarktcommunicatie en een betere werk/privé-balans. Dat laatste willen we bereiken door vol in te zetten op de dagschoonmaak, schoonmaken tijdens in plaats van voor of na kantoortijden.
Daarnaast blijven we investeren in technologische innovaties en scholing, zodat medewerkers getraind kunnen worden in nieuwe werkmethoden en het gebruik van geavanceerde apparatuur. Dat is nodig want in de schoonmaak gaat de technologische innovatie hard. Dit gaat hand in hand met het stimuleren van parttimers om meer uren te werken, wat bijdraagt aan een hogere productiviteit.
Tegelijkertijd willen we inclusiviteit nog meer bevorderen en de duurzame inzetbaarheid van werknemers waarborgen. Onze sector is al goed in het creëren van banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Dat zou nog meer gestimuleerd kunnen worden in goede begeleiding om de Banenafspraak te realiseren. In de kabinetsplannen missen we concrete aandacht voor belangrijke vraagstukken zoals werkdruk en ziekteverzuim. Vooral op het gebied van preventie. De fysieke belasting van het werk vraagt immers om investeringen in onder andere ergonomische hulpmiddelen en gezondheidsbevordering, zodat werknemers langer en gezonder kunnen doorwerken.
Ten slotte vergt de invoering van de Wet toekomst pensioenen zorgvuldige aanpassing van onze pensioenregeling, waarbij het ondersteunen van oudere werknemers centraal staat om hen op een gezonde manier hun pensioen te laten halen. Inmiddels is het transitieplan voor de nieuwe regeling voor sociale partners vastgesteld.”
“Bestaanszekerheid is inderdaad een belangrijk thema in de schoonmaaksector. Daarom hebben we de afgelopen jaren stevig ingezet op loon in onze cao-onderhandelingen en is de opdracht van onze leden ook om boven het wettelijk minimumloon te blijven met onze lonen. Dat is gelukt. Omdat loonstijgingen niet alleen bijdragen aan hogere kosten van medewerkers, hebben we onze reiskostenvergoeding verbeterd. Medewerkers krijgen zo rechtstreeks meer in hun portemonnee.
Daarnaast kan het vergroten van koopkracht niet alleen door loonstijgingen. Ook kostenverlagingen zijn nodig. We hebben afgesproken dat we in de schoonmaaksector een groenfonds gaan oprichten waarin bedrijven en medewerkers straks verschillende producten en diensten kunnen inkopen om kosten omlaag te brengen. Denk bijvoorbeeld aan collectieve inkoop van energie of de aanschaf van isolatiematerialen voor een huis.
Ook zetten we stevig in op het thema: meer werken moet (meer) lonen. Zowel bij VNO-NCW en MKB-Nederland weet men intussen dat dit voor ons belangrijk is. Ook in de lobby richting de politiek zetten we daarop in. In elk contact met een kamerlid of bewindspersoon is dit tenminste een onderwerp.”
“Mijn advies aan het kabinet is om concrete maatregelen te onderzoeken om werken lonender te maken. Het komt nu nog te vaak voor dat onze schoonmakers er wel op vooruit gaan, maar in verhouding minimaal. Dit door verlies van toeslagen. Dat maakt dat ze er dan vanaf zien om meer te werken. In deze krappe arbeidsmarkt is dat zonde. Mijn oproep is daarom vooral: zorg voor positieve prikkels voor werknemers om het werken van meer uren aantrekkelijker te maken.”