Eigenlijk was ook toen, in 1982, werktijdverkorting niet nieuw. In het grootste gedeelte van de 20ste eeuw lag de gemiddelde werkweek op 48 uur; een zesdaagse werkweek was de norm. De zondag was vanuit de christelijke grondbeginselen geen werkdag. In 1960 werd onder druk van de vakbeweging de vrije zaterdag geïntroduceerd – in feite de eerste echte roostervrije dag. Hoewel dit al lang geleden lijkt, heeft mijn vader, in de oorlog geboren, dit als werknemer nog meegemaakt.
De gevolgen van deze maatregel waren dat er (nog meer) krapte op de arbeidsmarkt ontstond. De lonen gingen verder omhoog. Het verlies aan capaciteit werd maar gedeeltelijk opgevangen door productiviteitsverbetering. Een ander gevolg was dat de consumptiemaatschappij in Nederland als gevolg van het vrije weekend definitief haar intrede deed.
Op dit moment ervaren we als gevolg van economische groei steeds meer krapte op de arbeidsmarkt in combinatie met vergrijzing en ontgroening van de bevolking. De omstandigheden zijn daarmee radicaal anders dan in het verleden. In 2013 had het vorige kabinet-Rutte de SER gevraagd te onderzoeken of verlenging van de werkweek een reële oplossing zou kunnen zijn. In het nieuwe regeerakkoord komt dit onderwerp echter niet naar voren. Wellicht dat de fiscale maatregelen om de ‘hardwerkende Nederlander’ meer te ontzien hiervoor als een stimulans moeten worden gezien. Onder het motto: meer werken moet meer lonen. Dezelfde burger moet tegelijkertijd door het verhogen van het btw-tarief ook meer voor zijn behoefte aan consumptie betalen.
Mogelijkheden om de werkweek van de werknemers te verlengen zijn er theoretisch voldoende. Circa de helft van de werknemers werkt minder dan vijf dagen per week. Ter vergelijking: in Duitsland werkt 70% van de werknemers vijf dagen per week. Nederland staat met een gemiddeld 30,6-urige werkweek per werknemer onderaan alle EU-landen. Duitsland, dat direct volgt, zit met een gemiddelde van 32,2 uur daar ruim boven. Het gemiddelde in de EU ligt op een 35,6-urige werkweek.
Uit onderzoek van het CBS enkele jaren geleden onder werknemers, kwam echter naar voren dat het overgrote merendeel (84%) zijn of haar arbeidsduur niet wil veranderen. En slechts de helft van de groep die wél wil veranderen, dacht daarbij aan uitbreiding.
Het instrument van arbeidstijdverkorting is in een tijd van schaarste niet toepasbaar. Een akkoord over werktijdverlenging ligt aan de andere kant van de schaal. Maar ja: dan moeten de werknemers daartoe nog wel verleid worden.
Blog Peter Hagesteijn, november 2017