Een jaar geleden informeerden wij u in een vierluik over de cao ook over de stand van zaken met betrekking tot de RVU-regeling in het cao-overleg. Inmiddels zijn we een jaar en vele nieuwe cao-afspraken verder en daarom is het tijd voor een update. Ook hebben er evaluaties plaatsgevonden van de RVU door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In dit artikel beantwoorden wij de vraag: RVU, hoe is het nu?
In het Pensioenakkoord van juni 2019 is afgesproken dat werkgevers vanaf 1 januari 2021 geen eindheffing (RVU-heffing) van 52% meer betalen als zij voor werknemers die maximaal drie jaar moeten werken tot de AOW-gerechtigde leeftijd, een vergoeding verschaffen van €22.488 bruto per jaar (bedrag 2022; wordt jaarlijks geïndexeerd). Dit biedt werkgevers en werknemers de mogelijkheid fiscaal gunstige afspraken te maken over vervroegde uittreding. Het is een tijdelijke regeling die geldt tot en met 2025, met een uitloop naar eind 2028 voor op 31 december 2025 reeds gemaakte afspraken.
Helft van cao-werknemers heeft (bijna) RVU in de cao
AWVN ziet dat er sinds 2020 meer dan 300 cao-afspraken zijn gemaakt over de RVU-regeling. Vorig jaar bevatte meer dan de helft van alle cao-akkoorden een afspraak over de RVU. Dit jaar gaat het om bijna 40% van de cao-akkoorden. Het aantal nieuwe afspraken neemt dus af. Wel worden er steeds meer concrete afspraken gemaakt ten opzichte van het aantal studieafspraken.
De meeste afspraken over RVU worden gemaakt in cao’s op organisatieniveau (236x). Onlangs heeft het ministerie van SZW een onderzoek gepubliceerd naar cao-afspraken over RVU-regelingen tot en met 2021. Er wordt vastgesteld dat voor bijna de helft van alle cao-werknemers (2,5 miljoen) een collectieve RVU is afgesproken, of dat gesprekken nog lopen. Voor 1 op de 3 cao-werknemers is deze regeling inmiddels opgenomen in de cao. Daarnaast ziet AWVN ook dat er in cao’s afspraken worden gemaakt over individuele RVU-regelingen (33x). Dat houdt in dat er geen collectieve regeling is opgenomen in de cao, maar dat de werkgever openstaat voor individuele verzoeken van werknemers om gebruik te maken van de RVU.
De RVU is bedoeld voor werknemers die een zware functie verrichten en door de verhoging van de AOW-leeftijd niet in staat zijn om gezond tot de pensioengerechtigde leeftijd te werken. In twee op de drie (65%) cao-afspraken is dit als eis opgenomen om gebruik te kunnen maken van de regeling. Door het ontbreken van een zwaar werk-definitie in de RVU-wet zijn zogenaamde generieke RVU-regelingen wettelijk toegestaan. Het opnemen van een zwaar werk-definitie in met name collectieve RVU-regelingen zal in veel gevallen zijn ingegeven door het gebruik maken van de MDIEU-subsidieregeling, waarin dat als voorwaarde is gesteld. In driekwart (75%) van de afspraken is in de regeling een eis opgenomen dat de werknemer een minimum aantal dienstjaren in het bedrijf/sector werkt. Dit aantal loopt uiteen van 5 tot 25 jaar, met een gemiddelde van 18 dienstjaren.
Er worden dus steeds meer afspraken gemaakt over RVU in cao’s. Maar hoe gaat het met het gebruik van de regeling? Hier is onderzoek naar gedaan in de bouw en infra, schoonmaak, politie en mobiliteitsbranche. Medewerkers, die in principe voldoen aan de voorwaarden om deel te nemen aan de regeling, zijn gevraagd waarom zij wel of niet hebben gekozen om eerder te stoppen met werken door gebruik te maken van de RVU.
Lichamelijke klachten in combinatie met zware werkzaamheden zijn in veel gevallen doorslaggevend voor werknemers om deel te nemen aan de RVU-regeling. Ook zijn er werknemers die door eerder uit te treden lichamelijke klachten proberen te voorkomen. Een andere reden om gebruik te maken van de regeling is dat het werkplezier is afgenomen. Een randvoorwaarde is wel dat het financieel haalbaar moet zijn, bijvoorbeeld door een goed pensioen en/of een partner die werkt.
De belangrijkste factoren die voor medewerkers meewegen in de beslissing om wel of niet gebruik te maken van de RVU zijn gezondheid, financiële redenen en werkplezier. Of een werknemer de uitkering wel of niet hoog genoeg vindt hangt o.a. samen met de deeltijdfactor en/of persoonlijke omstandigheden. Een goed pensioen maakt eerder uittreden laagdrempeliger. Ook zijn er werknemers die niet eerder willen stoppen, omdat zij nog veel werkplezier ervaren.
AWVN merkt dat er steeds meer afspraken over de RVU worden gemaakt. Daardoor wordt voorzien in de behoefte van werknemers met een al dan niet fysiek zwaar beroep om eerder uit te treden. In de praktijk zien wij tweemaal zoveel RVU-regelingen met een zwaar werk definitie als generieke regelingen. Mogelijke redenen hiervoor zijn; omdat het definiëren van een zwaar beroep te complex blijkt te zijn of dat men bij de deelname aan de RVU-regeling geen onderscheid tussen werknemers wil aanbrengen.
AWVN trekt twee lessen uit deze inventarisatie. Ten eerste is financieel inzicht gedurende de hele loopbaan belangrijk. Dit voorkomt knelpunten wanneer een werknemer richting het einde van de loopbaan gaat. Heldere communicatie over bijvoorbeeld het pensioen of het aanbieden van adviesgesprekken kunnen daarbij helpen. Ten tweede is het belangrijk dat zowel werkgever als werknemer tijdig investeert in de duurzame inzetbaarheid. Immers, het regeringsbeleid is nog steeds gericht op deelname van alle werkenden tot de AOW-leeftijd. Bovendien is de RVU-regeling een tijdelijke voorziening, dus is het belangrijk dat er nú wordt geïnvesteerd in de inzetbaarheid van de volgende generaties. De overheid ondersteunt werkgevers daarbij in het kader van de RVU-regeling en het treffen van duurzame inzetbaarheidsdoelen voor alle werknemers door middel van subsidies vanuit de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid & Eerder Uittreden (MDIEU). In 2023 zal een aanvraagtijdvak specifiek voor arbeidsorganisaties worden opengesteld, tenzij uit de evaluatie, bedoeld in artikel 26, derde lid, blijkt dat het bereik van de regeling voldoende is.
AWVN wilt de komende tijd graag in gesprek gaan met haar leden over hun ervaringen rondom de uitvoering van de RVU. Wilt u ook meedoen? Neem contact op met m.roodenburg@awvn.nl.