Op 1 maart is het precies 100 dagen na de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Een goed moment om terug te blikken op de eerste maanden na de verkiezingen. Hoe is de formatie tot dusver verlopen? En is er al meer duidelijk welke plannen de formerende partijen hebben voor de arbeidsmarkt? We praten u bij over de stand van zaken.
Op 22 november zijn de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Het politieke landschap veranderde enorm. De PVV wordt de grootste partij, de NSC maakte een groots debuut en de VVD verloor veel zetels. De formatie heeft op z’n zachtst gezegd een moeizame start. Een coalitie tussen PVV, NSC, VVD en BBB lijkt de meest logische combinatie om te verkennen, maar door het grote zetelverlies geeft de VVD aan niet te willen deelnemen aan een nieuw kabinet en slechts gedoogsteun te willen leveren aan een rechts minderheidskabinet. Ook NSC is nog niet klaar om te onderhandelen met de PVV vanwege de grote verschillen in de opvattingen tussen de partijen over de democratie en de rechtsstaat.
Op 25 november wordt Gom van Strien, Eerste Kamerlid voor de PVV, als verkenner aangesteld op voordracht van PVV-leider Geert Wilders. Maar kort daarna trekt hij zich toch terug nadat bekend wordt dat er een aanklacht wegens fraude loopt tegen Van Strien bij zijn vorige werkgever. Snel daarna vraagt Wilders oud-minister Ronald Plasterk (PvdA) om de rol van verkenner op zich te nemen.
Plasterk schrijft op 1 december aan de Kamer meer tijd nodig te hebben, want alleen de BBB is klaar voor gesprekken met de PVV. Op 4 december wordt NSC-voorman Omtzigt gefotografeerd met een memo dat bevestigt dat z’n partij niet wil deelnemen aan een kabinet met PVV en BBB. De situatie doet denken aan de ‘Functie elders’-foto bij de vorige formatie. Ondanks de moeizame start van de formatie wordt op 6 december de nieuwe Tweede Kamer geïnstalleerd. Op 11 december komt dan toch het rapport van verkenner Plasterk om een coalitie tussen PVV, VVD, NSC en BBB te verkennen. Maar voordat inhoudelijke gesprekken kunnen plaatsvinden, adviseert hij om eerst overeenstemming te bereiken over de democratie en de rechtsstaat.
Hoe nu verder – met de hervorming van de arbeidsmarkt bijvoorbeeld?
100 dagen na de formatie lijkt er nog geen zicht te zijn op een nieuw kabinet. Tot dusver is veel tijd en energie gestoken in welke vorm een nieuw kabinet moet krijgen. Maar er is nog nauwelijks ruimte geweest voor de formerende partijen om inhoudelijke onderhandelingen te voeren. Wel lijken de formerende partijen op een aantal inhoudelijke dossiers, zoals de Spreidingswet en de Wet toekomst pensioenen, met elkaar te botsen. Het is nog onzeker of een kabinetsvorm tussen PVV, NSC, VVD en BBB haalbaar is en welke vorm dit kabinet dan precies krijgt.
Voor werkgevers is het op dit moment lastig om in te schatten met welke plannen een nieuw kabinet kan komen. Toch is het belangrijk om te realiseren dat niet alles stilstaat en demissionair minister Van Gennip de komende tijd doorgaat met een aantal voor werkgevers belangrijke wetsvoorstellen.
Denk bijvoorbeeld aan het wetsvoorstel werving & selectie, het wetsvoorstel voor het extra verhogen van het minimumloon met 1,2%, het wetsvoorstel gelijke beloning of het wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding. Ook de uitwerking van het arbeidsmarktpakket met de verschillende wetsvoorstellen die voortvloeien uit het MLT-advies van de SER, bijvoorbeeld over flex, zelfstandigen en de crisisregeling personeelsbehoud gaat de komende tijd door.Zoals AWVN eerder heeft benadrukt, hebben werkgevers vooral belang bij stabiel en voorspelbaar beleid. Daarom is het cruciaal dat een nieuw kabinet doorgaat met de ingezette hervormingen op de arbeidsmarkt en een nieuwe minister bijvoorbeeld niet de Wet toekomst pensioenen terugdraait.
Ook is het cruciaal dat de samenhang tussen de verschillende onderdelen van het arbeidsmarktpakket in stand blijft. Dat deze hervormingen noodzakelijk zijn, benadrukte het CPB vorige week nogmaals, omdat de tekorten binnen bepaalde beroepsgroepen het aanpakken van grote maatschappelijke uitdagingen in de weg zit.AWVN zal zich daarom blijven inzetten voor een goed lopende arbeidsmarkt en hoopt dat dit een topprioriteit is voor de formerende partijen.
Januari is een onrustige maand waarin de formerende partijen meerdere keren op inhoudelijke dossiers met elkaar botsen. Op 8 januari trekt de PVV voorlopig drie omstreden anti-islam wetsvoorstellen in om de formatie te helpen en NSC tegemoet te komen. Op 16 januari komt een nieuw obstakel. De VVD besluit om in de Eerste Kamer voor de spreidingswet te stemmen voor asielzoekers. Dit valt verkeerd bij Wilders, die het in een interview ‘een probleem’ noemt. Uiteindelijk wordt de spreidingswet op 23 januari aangenomen. Ook de Wet toekomst pensioenen wordt ter discussie gesteld door PVV, NSC en BBB; de VVD blijft achter de wet staan. Even lijkt NSC in te zetten op een referendum, maar hier is onvoldoende draagvlak voor. De sfeer aan de onderhandelingstafel lijkt te verharden. Met name de gesprekken over de financiën lopen moeizaam volgens Plasterk.
Op 6 februari maakt Pieter Omtzigt bekend dat NSC niet langer wil onderhandelen over een meerderheidskabinet PVV, VVD, BBB en NSC. Het voornaamste struikelblok lijkt de staat van de overheidsfinanciën te zijn. Omtzigt zegt geschrokken te zijn dat pas zo laat in het proces bekend is dat de financiën er zo slecht voor staan. De andere partijen zijn verbaasd over het onverwachte terugtrekken van NSC en de manier waarop, namelijk via een appje.
Op 12 februari maakt informateur Plasterk in z’n eindrapport bekend toch hoop te hebben dat er een coalitie tussen de vier partijen tot stand kan komen, mede doordat overeenstemming is bereikt over de democratie en de rechtsstaat. In de volgende fase moet een nieuwe informateur onderzoeken welke vorm het nieuwe kabinet precies moet krijgen. Een meerderheidskabinet, een minderheidskabinet met gedoogsteun of het door Omtzigt geliefde extraparlementaire kabinet.
Wilders stelt als nieuwe informateur SER-voorzitter Kim Putters aan om in vier weken te verkennen welke van deze kabinetsvormen haalbaar is. Zijn belangrijkste taak is om eerst vast te stellen wat het veelbesproken extraparlementair kabinet eigenlijk inhoudt. In zijn eerste week als informateur spreekt hij daarom met meerdere experts, waaronder bestuurskundigen. Hij nodigt alle fractievoorzitters uit voor een gesprek. Hij gaat op zoek naar een gemeenschappelijke basis om grote maatschappelijke vraagstukken aan te pakken.