De vier formatiepartijen willen een forse inperking van migratie. Zij streven naar het “strengste toelatingsregime voor asiel” en reppen van “het omvangrijkste pakket voor grip op migratie ooit”. Dat geldt ook voor arbeidsmigratie. Daar is veel aandacht voor in de gepresenteerde plannen.
De formatiepartijen zien dat arbeidsmigratie nodig is voor onze economie en bedrijven. Daarom wordt er niet gekozen voor volledige beperking van arbeidsmigratie. Partijen willen wel onderzoeken hoe de instroom te beperken is door kritisch te kijken naar wie we binnenhalen. “Er komt een afwegingskader voor de vestiging van nieuwe bedrijven, in relatie tot de benodigde arbeidsmigranten, ruimte en energie.” Ook pleiten ze voor het aanpakken van misstanden op het gebied van arbeidsmigratie.
De aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten (‘rapport-Roemer’) worden uitgevoerd. Deze maatregel is een voortzetting van reeds in gang gezette plannen .
Vorig jaar diende de demissionaire minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een initiatiefwetsvoorstel in om voor een deel uitvoering te geven aan het rapport-Roemer, over misstanden met betrekking tot (huisvesting van) arbeidsmigranten. Hetzelfde geldt voor de aanpak van malafide uitzendconstructies. De uitzendbranche en wervingsbureaus worden gereguleerd door een toelatingsstelsel (WTTA). Ook dit heeft betrekking op reeds in gang gezette plannen.
Wat vindt AWVN?
AWVN is het ermee eens dat misstanden op de arbeidsmarkt aangepakt moeten worden. Arbeidsmigratie is nodig voor onze economie, zoals dit ook het AWVN-paper over arbeidsmigratie benadrukt, maar moet wel volgens de juiste randvoorwaarden plaatsvinden. Binnenkort verschijnt hierover een tweede AWVN-paper, met een uitgebreide visie op een verantwoorde inzet van arbeidsmigranten.
Arbeidsmigranten van buiten de EU, met uitzondering van kennismigranten, worden tewerkstellingsvergunningplichtig. De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) gaat, ook op deze groep, extra handhaven.
Het is onduidelijk wat deze maatregel betekent, want voor arbeidsmigranten van buiten de EU geldt al een verplichte tewerkstellingsvergunning (met een aantal uitzonderingen zoals voor Oekraïners). Bovendien worden momenteel nauwelijks vergunningen afgegeven voor deze groep werknemers op basis van de Wet Arbeid Vreemdelingen.
Wat vindt AWVN?
Het is niet helemaal duidelijk wat de maatregel inhoudt. Het is in ieder geval een maatregel om de instroom van arbeidsmigranten te beperken. Mogelijk gaat het om zogenaamde derdelanders (niet EU-burgers) die via een ander EU-land naar Nederland gedetacheerd worden. Zij hebben dan al een vergunning in het andere EU-land. AWVN is er geen voorstander van om nogmaals in Nederland een vergunning te verplichten (laat staan of het juridisch houdbaar is). Dit zou het vrije verkeer van personen en diensten beperken.
Werkgevers van arbeidsmigranten (niet-Nederlandse ingezetenen) worden verantwoordelijk voor overlast en kosten van arbeidsmigranten zonder reguliere huisvesting (shortstay en midstay). Zij moeten daarvoor afspraken maken met gemeenten waarin hun werknemers short- en midstay worden gehuisvest. Bevorderd wordt dat medeoverheden meer ruimte laten voor huisvesting op het eigen terrein van de werkgever. Bij langdurig verblijf krijgen werkgevers ook een verantwoordelijkheid voor het leren van de Nederlandse taal door deze werknemers.
Wat vindt AWVN?
AWVN vindt dat werkgevers die buitenlandse krachten naar Nederland halen om voor hen te komen werken een bredere verantwoordelijkheid hebben dan alleen te zorgen voor werk. Zij moeten ook zorgen dat de randvoorwaarden voor deze werknemers op orde zijn, zoals arbeidsvoorwaarden, huisvesting, zorg en taalonderwijs.
AWVN wijst er wel op dat goede huisvesting in Nederland niet eenvoudig is door de problemen op de woningmarkt. Het tekort aan woningen is een maatschappelijk probleem. Werkgevers doen daarbij een beroep op gemeenten, maar krijgen niet altijd gehoor omdat het huisvesten van arbeidsmigranten regelmatig tot weerstand leidt bij burgers. Natuurlijk moeten we misstanden rondom huisvesting niet toestaan, maar ook als werkgevers dit op een nette manier willen regelen is dat niet eenvoudig. Werkgevers in de bouw proberen dit bijvoorbeeld wel, door tijdelijke woningen neer te zetten op of rond bouwterreinen. Maar dat wordt vooral op grote projecten gedaan en dat is niet overal (of in andere sectoren) zo ‘makkelijk’ te regelen. AWVN roept de overheden op de uitdaging van (draagvlak voor) huisvesting van arbeidsmigranten gezamenlijk op te pakken.
Er zijn fiscale regelingen die van toepassing kunnen zijn voor arbeidsmigranten, bijvoorbeeld om tegemoet te komen in de kosten die zij maken voor de tijdelijke tewerkstelling in Nederland, bijvoorbeeld de kosten van dubbele huisvesting en het volgen van een taalcursus. Dit zijn de extraterritoriale kostenregeling, met als bijzondere vorm de 30%-regeling. Het nieuwe kabinet moet hier opnieuw naar kijken, aldus de formatiepartijen. Bezien wordt of en zo ja, welke fiscale voordelen onder de extraterritoriale kostenregeling (ETK-regeling) worden versoberd. Het is nog onduidelijk wat dit precies gaat betekenen.
Wat vindt AWVN?
De versoberingen van de 30%-regeling zetten het vestigingsklimaat van Nederland onder druk. Hier is de laatste tijd al veel om te doen. Het wordt voor veel bedrijven lastiger om buitenlands talent aan te trekken, zeker wanneer omringende landen dit wel handhaven. Voor bedrijven is bovenal het continue gemor aan regelingen vervelend, omdat zij hun bedrijfsvoering hier niet steeds op aan kunnen passen. Bedrijven hebben behoefte aan voorspelbaar overheidsbeleid. AWVN vindt het zorgelijk dat hier nu opnieuw naar wordt gekeken. Het is onduidelijk welke richting dit op gaat.
Nederland zet met betrekking tot arbeidsmigratie in op inperking van het vrije verkeer van personen binnen de EU, indien en voor zover uitbreiding van de EU aan de orde wordt gesteld. Het is onduidelijk wat dit precies betekent. Het lijkt vooral bedoeld om aan te geven dat partijen liever geen uitbreiding willen van de EU. Er zijn wel vraagtekens bij de uitvoerbaarheid en juridische houdbaarheid van deze maatregel.
Wat vindt AWVN?
Het vrij verkeer van personen tussen de lidstaten is een van de grondrechten van de Europese Unie. EU-onderdanen mogen vrij reizen en werken in andere lidstaten. Dat is een groot goed waarvan AWVN ook vindt dat het behouden moet blijven.
De vier partijen vinden dat kennis- en studiemigratie van belang is voor de Nederlandse economie, maar de omvang in verhouding moet staan tot wat gemeenten, onderwijs, zorg en wonen kunnen dragen.
Daartoe worden de volgende maatregelen aangekondigd:
• de kwalificatie-eisen van de kennismigrantenregeling worden aangescherpt en verhoogd
• beperking van studiemigratie in het hoger onderwijs in de bachelorfase, met uitzondering van studies waar arbeidsmarkttekorten zijn, rekening houdend met lokale omstandigheden (hoe groter de problemen, hoe meer beperkingen)
• studiemigratie wordt selectiever door meer opleidingen in het Nederlands, een numerus fixus voor buitenlandse studenten, beperking tot het verkrijgen van een basisbeurs en verhoging van het collegegeld voor niet-EU-studenten
• Nederland mag niet naïef zijn over statelijke actoren die mensen hier naartoe sturen of hier aansturen voor spionage. Er worden maatregelen genomen om onze kennis te beschermen.
Wat vindt AWVN?
AWVN begrijpt de (terechte) zorgen over druk op de woningmarkt en publieke voorzieningen. Wel vraagt AWVN zich af hoe we kunnen investeren in kennis, als we (veel) strengere eisen gaan stellen aan kennismigranten en minder buitenlands talent toelaten op onze universiteiten. Het is niet verstandig om de kennismigrantenregeling met extra eisen ingewikkelder te maken, daarmee wordt de toegang tot Nederland onnodig bemoeilijkt.
De oproep aan de nieuwe regeringsploeg is om zorgvuldig om te gaan met beperkingen stellen aan kennismigranten. Zij zijn nodig om de Nederlandse kenniseconomie op hoog niveau te houden. In Nederland zijn er onvoldoende mensen die de kennis hebben om het werk in bijvoorbeeld de ICT, farmaceutische industrie en hightechbedrijven, uit te voeren en er komen te weinig studenten van technische opleidingen (HBO/WO). Daarom is bovendien de instroom van internationale studenten op deze opleidingen hard nodig. Zij kunnen na hun studie aan de slag bij in Nederland gevestigde bedrijven. De kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs in Nederland is bovendien een voorwaarde voor kennismigranten om met hun gezin (inclusief schoolgaande kinderen) naar Nederland te komen. Als de toegang tot onderwijs beperkt is, kan dat een reden zijn voor kennismigranten om voor een ander Europees land te kiezen.
Daarnaast zijn naast hoogopgeleide kennismigranten ook vakkrachten hard nodig om grote maatschappelijke opgaven te vervullen. Denk aan het bouwen van woningen, het verlenen van zorg en de energietransitie.