Wilt u dieper in de partijprogramma’s duiken? AWVN heeft een overzicht gemaakt van de standpunten van alle dertien politieke partijen in de huidige Tweede Kamer op zes thema’s die belangrijk zijn voor werkgevers: arbeidsmarkt, sociale zekerheid, pensioen, ZZP, flexwerk en werkgeven en faciliteiten voor werkenden (verlof, kinderopvang).
Download de aanklikbare pdf Standpuntenoverzicht verkiezingen 2021 (alleen voor leden; dus inloggen is noodzakelijk)
Als de coronacrisis geen roet in het eten gooit, vinden de Tweede Kamerverkiezingen op 17 maart plaats. In aanloop daar naartoe hebben politieke partijen hun verkiezingsprogramma’s uitgebracht. AWVN nam de ruim 1.200 pagina’s door van de dertien partijen die nu zetels hebben in de Tweede Kamer. Wij vonden vijf rode draden in de verkiezingsprogramma’s die relevant zijn voor werkgevers:
Eerste rode draad Partijen liggen sociaaleconomisch dicht bij elkaar
Tweede Borstlap heeft stevige vinger in de pap
Derde Het vaste contract is norm, rem op flex
Vierde Leren blijft een ondergeschoven kindje, werk-privébalans is sterk in opkomst
Vijfde Van de cao wordt veel verwacht
Opvallend is dat de sociaaleconomische paragrafen van de partijprogramma’s elkaar niet veel ontlopen. Zo was er voorheen de klassieke tegenstelling tussen de partijen aan de rechterkant van het politieke spectrum die voor marktwerking, deregulering en een kleinere overheid pleiten, en de partijen aan de linkerkant die de markt willen beteugelen, op meer wet- en regelgeving inzetten en een grotere rol voor de overheid zien. In 2021 zijn de rechtse partijen meer naar de linkerkant opgeschoven. Alle partijen willen flink ingrijpen in de arbeidsmarkt. Ook zijn partijen als VVD, CDA en D66 minder beducht voor overheidsbemoeienis.
Dit leidt ertoe dat naar alle waarschijnlijkheid diverse maatregelen gaan terugkeren in een regeerakkoord, onafhankelijk van de kleur van het kabinet:
• verhoging van het wettelijk minimumloon (WML)
• verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen
• verder afbouwen van fiscale voordelen voor zelfstandigen
• minder zware loondoorbetalingsplicht bij ziekte voor werkgevers
• beter toegankelijke kinderopvang
• toeslagensysteem op de schop
• lastenverlichting voor mensen met een laag of middeninkomen
• terugkeer van de sociale werkvoorziening in een nieuw jasje
• meer prikkels om vaste contracten aan te gaan, strenger op flexwerk
• hervorming van het pensioenstelsel in lijn met het pensioenakkoord.
Veelal delen partijen de richtingen, maar verschillen de partijen in hoever ze willen gaan. Zo sluiten SP, GroenLinks en PvdA zich aan bij de campagne van vakbond FNV om het wettelijk minimumloon (op termijn) naar 14 euro te verhogen: een stijging van ongeveer 40 procent. Partijen als ChristenUnie, D66 en VVD komen lager uit, op zo’n 10 tot 20 procent.
Ook de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen verschilt in de uitwerking. Sommige partijen volgen het voorstel van de Stichting van de Arbeid voor een afzonderlijke zzp-verzekering, andere pleiten voor radicalere hervorming van de arbeidsongeschiktheidsverzekering, waarbij alle werkenden onder dezelfde regeling vallen.
Verder is er op pensioengebied sprake van behoorlijke eensgezindheid. Vrijwel alle partijen – behalve PVV, 50Plus en FvD – houden vast aan het pensioenakkoord. Wel verschillen de partijen in hun opvatting over het verhogen van de AOW, de leeftijd waarop de AOW ingaat en de mogelijkheden om eerder te kunnen stoppen met werken.
Vrijwel alle partijen kijken met spijt terug op de afbouw van de sociale werkvoorziening. SP, GroenLinks, PvdA en CDA ijveren voor herinvoering van een voorziening die mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, toch een werkplek biedt. Er doen verschillende namen de ronde, maar sociale ontwikkelbedrijven is het meest populair. Het concept van de basisbaan – het recht op een baan voor mensen aan de basis van de arbeidsmarkt – krijgt eveneens veel weerklank.
Begin 2020 verscheen het rapport van de commissie-Borstlap, de expertcommissie onder leiding van oud-topambtenaar Hans Borstlap die zich gebogen heeft over de regulering van werk. Hoewel het eindrapport vlak voor de coronacrisis uitbrak verscheen en de economische situatie sindsdien drastisch is veranderd, zijn veel commissievoorstellen terug te vinden in de partijprogramma’s.
Zo omarmen vrijwel alle partijen de gedachte dat de verschillen tussen vaste werknemers, flexwerkers en zzp’ers te groot zijn geworden, en dat het arbeidsmarktbeleid en de sociale zekerheid meer gericht moeten zijn op werkenden in plaats van vaste werknemers. Deze overtuigingen draagt AWVN al enkele jaren uit – ook toen dat nog controversieel in polder en politiek was.
Veel partijen gaan mee met Borstlap dat werkgeversverantwoordelijkheden te ver zijn doorgeschoten. De partijen vinden elkaar met name op het punt dat de loondoorbetalingsplicht bij ziekte minder zwaar voor werkgevers moet zijn. CDA, Denk en FvD pleiten voor beperking van de loondoorbetalingsduur; ChristenUnie, D66 en VVD willen met name het mkb tegemoet komen; SP en PvdA willen kleinere ingrepen in het stelsel doen.
Hans Borstlap gaf bij de presentatie van zijn rapport aan dat hij hoopte dat de voorstellen van zijn commissie integraal bekeken zouden worden, en waarschuwde politieke partijen toen voor cherrypicking. Alles overziend, moeten we vaststellen dat partijen die waarschuwing in de wind hebben geslagen. Zo nemen linkse partijen de voorstellen voor het streng reguleren van uitzendwerk over, terwijl rechtse partijen aan dit onderwerp weinig aandacht besteden. Bij hen is het idee van een hogere, maar kortere WW terug te vinden – iets waar linkse partijen juist niets in zien.
Een van de meeste controversiële ideeën van Borstlap was dat een werkende een werknemer is tenzij anders wordt aangetoond. Dit voorstel komt alleen expliciet terug bij ChristenUnie. PvdA kiest voor een andere invulling: ‘werkgever, tenzij’. De meeste partijen houden vast aan (enige) keuzevrijheid voor de contractvorm waarin gewerkt wordt.
Een ander controversieel idee was de mogelijkheid voor de werkgever om in bijzondere omstandigheden arbeidsomvang en -inhoud van het vaste contract te kunnen aanpassen. Dit komt alleen terug in het programma van ChristenUnie. De partij stelt voor met een jaarurencontract of met een verhouding van 80% vaste uren en 20% flexibele uren te werken om zo het vaste contract wendbaarder te maken.
De laatste jaren is al veel gesleuteld aan het arbeidscontractenstelsel: de WWZ en WAB liggen nog vers in het geheugen. Toch willen alle partijen verder sleutelen aan het systeem, en ook hier is Borstlap niet ver weg. Vrijwel alle partijen omarmen het vaste contract als norm. Ze nemen uiteenlopende maatregelen om het contract aantrekkelijker te maken. Zo stelt CDA voor om een bonus te geven aan ondernemers die een eerste personeelslid in vaste dienst nemen. VVD en ChristenUnie willen lagere werkgeverspremies invoeren op vaste contracten. PvdA spreekt over een werknemersvoordeel.
Tegelijkertijd willen de meeste partijen het gebruik van flexibele contracten afremmen. GroenLinks stelt hogere werkgeverspremies op flexcontracten voor, en wil ‘zonderlinge contractvormen’ zoals payrolling, contracting en oproepcontracten afschaffen. Deze partij volgt, samen met PvdA, ChristenUnie en PvdD, expliciet de rijbanen-gedachte van Borstlap: het aantal contractvormen wordt teruggebracht tot drie. SP roept zelfs op tot het einde van alle ‘onzekere contracten’. VVD is het meest expliciet dat alle contractvormen mogelijk moeten blijven. D66 en ChristenUnie kiezen voor de route ‘flexwerkers compenseren voor het risico dat zij lopen’ door middel van een ‘flextoeslag’: een opslag in het minimumloon.
De meeste partijen willen de fiscale verschillen tussen werknemers en zzp’ers verkleinen om te voorkomen dat mensen om verkeerde redenen zzp’er worden of met zzp’ers werken. Het kabinet Rutte-III was al begonnen met de afbouw van de zelfstandigenaftrek. GroenLinks, PvdA, D66, ChristenUnie en CDA willen afbouwen tot het punt dat werkenden fiscaal gelijk behandeld worden.
VVD, CDA en D66 vinden wel dat de andere kant van de medaille van het strenger behandelen van flex en zzp is dat het vaste contract minder star moet worden. Naast aanpassing van de loondoorbetalingsplicht, willen VVD en het CDA het ontslagrecht daarom ‘vereenvoudigen’.
De sociale agenda’s zijn het meest concreet op het gebied van arbeidsrecht en sociale zekerheid. Elke partij onderkent het belang van andere arbeidsgerelateerde onderwerpen, zoals leren en ontwikkelen, diversiteit en inclusie, thuiswerken en digitalisering, maar op deze thema’s zijn de voorstellen minder concreet. De meeste partijen zien wel iets in individuele leerrechten, een persoonlijk ontwikkelbudget of een leerrekening. Hoe dit te organiseren of financieren, blijft echter meestal in het midden. Sommige partijen hinten op een wettelijk systeem, andere leggen de verantwoordelijkheid bij sociale partners.
Opmerkelijk is dat de balans tussen werk en privé een prominent thema is bij diverse partijen. De coronacrisis en de thuiswerkrevolutie hebben hier duidelijk grote invloed op gehad. Partijen maken zich vooral zorgen over de druk die op de schouders van burgers ligt om verschillende verantwoordelijkheden te combineren, zeker nu digitalisering de scheiding tussen werk en privé meer fluïde maakt. Sommige partijen zoeken een oplossing in het toekennen van extra verlof – zoals CDA, dat voor rouwverlof, extra calamiteitenverlof, vrijwilligersverlof en mantelzorgverlof pleit. ChristenUnie sluit zich daarbij aan, en zet daarnaast in op wettelijk scholingsverlof. GroenLinks wil uitbreiding van het kortdurend zorgverlof en het ouderschapsverlof, en zet bovendien in op doorbetaald langdurig zorgverlof. PvdA sluit zich aan bij het pleidooi voor langer ouderschapsverlof en voor rouwverlof. Denk zet in op ruimer betaald zorgverlof, PvdD op langer ouderschapsverlof. VVD wil vooral verschillende typen verlof samenbrengen.
Een andere aanvliegroute om de combinatiedruk te verlichten, is om werknemers meer regie te geven over werktijden. Zo pleit GroenLinks ervoor om werknemers rechten te geven om zelf voor een deel van de tijd de werkplek te bepalen. Ook zijn GroenLinks en PvdA voor een wettelijk recht op onbereikbaarheid. D66 en CDA wijzen daarentegen de cao aan als plek om dit te regelen.
Sociale partners moeten aan de bak, als het aan de politiek ligt. Het poldermodel wordt door diverse partijen geprezen, maar moet zich wel blijven bewijzen. CDA heeft de grootste ambities: niet alleen pleit zij expliciet voor herwaardering van de polder, zij heeft haar hoop ook gevestigd op een centraal sociaal akkoord als leidraad voor het beleid van het volgende kabinet.
De meeste partijen erkennen cao-afspraken als belangrijk instrument om sociaaleconomische zaken te regelen. ChristenUnie prijst expliciet het ‘mini-polderoverleg’: het overleg binnen ondernemingen en sectoren, en onderstreept het belang van de ondernemingsraad en het algemeen verbindend verklaren van cao’s. VVD is het meest bescheiden in haar wensen: de liberalen zien alleen leeftijdsontslag graag uit cao’s verdwijnen. CDA ziet vooral kansen voor de cao als het gaat om thuiswerken, flexibele werktijden en diverse vormen van verlof. Ook willen de christendemocraten van leerrechten en afspraken over scholing een vast onderdeel van cao’s maken. D66 wil het recht op thuiswerken en op onbereikbaarheid in cao’s vastleggen en ziet graag bredere vormen van verlof in cao’s terug, zoals mantelzorgverlof en sabbaticals.
SP en PvdA vinden elkaar in meer aandacht voor de looncomponent, onder andere in cao’s. Zo wil SP salarissen van topbestuurders onder een cao brengen. PvdA roept op om de automatische prijscompensatie voor werknemers terug te brengen in cao’s. De sociaaldemocraten pleiten daarnaast voor een Wet Eerlijk Delen, waarbij werknemers verplicht een bonus krijgen op het moment dat een bedrijf dividend uitkeert.
Tot slot willen PvdA, GroenLinks en SP in de systematiek van de cao zelf ingrijpen. Opmerkelijk, want dit kwam niet eerder terug in verkiezingsprogramma’s. In de regel is de politiek terughoudend in de voorwaarden waaronder werkgevers en vakbonden een cao aangaan. SP houdt het bij de uitspraak dat alleen ‘onafhankelijke bonden’ een cao mogen sluiten. PvdA wil verbieden dat werkgevers afspraken kunnen maken met ondernemingsraden of gele bonden als er een onafhankelijke vakbond in het bedrijf of de sector actief is. GroenLinks was het meest concreet met de eis dat de gezamenlijke vakbonden minimaal 10 procent van de werknemers moeten vertegenwoordigen om een cao te kunnen ondertekenen. Deze passage is echter in de definitieve versie van het programma gewijzigd naar de eis dat wettelijk is vastgelegd dat vakbonden onafhankelijk moeten zijn om een cao te kunnen sluiten.