Zwangere werkneemsters hebben recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof. Er bestaat een wettelijk verbod om zwangere werkneemsters te laten werken na 4 weken voor de uitgerekende bevallingsdatum.
Het recht op zwangerschapsverlof gaat in tussen 6 en 4 weken voor de uitgerekende bevallingsdatum. Het zwangerschapsverlof loopt tot en met de dag van bevalling. Vanaf dat moment gaat het bevallingsverlof lopen. In totaal heeft de werkneemster recht op minimaal 16 weken zwangerschaps- en bevallingsverlof, waarbij het bevallingsverlof minimaal 10 weken duurt.
Sinds 1 januari 2015 heeft de werkneemster recht om het bevallingsverlof flexibel op te nemen. Direct na de bevalling moet er in ieder geval 6 weken bevallingsverlof worden genoten. De werkneemster kan er voor kiezen om het restant, eventueel gespreid, op een later tijdstip op te nemen. Het verzoek om spreiding van het bevallingsverlof moet uiterlijk 3 weken na de bevalling bij de werkgever zijn ingediend. De werkgever kan dit verzoek afwijzen wegens zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Het UWV houdt bij de uitbetaling van de uitkering geen rekening met een eventuele spreiding van het bevallingsverlof.
Wanneer de werkneemster ziek wordt terwijl het zwangerschapsverlof nog niet is ingegaan, zijn er verschillende situaties te onderscheiden.
1. De werkneemster wordt ziek in de periode voor 6 weken voor de uitgerekende bevallingsdatum en de oorzaak van het ziek zijn is niet zwangerschap gerelateerd: de ‘normale’ loondoorbetaling bij ziekte geldt.
2. De werkneemster wordt ziek in de periode voor 6 weken voor de uitgerekende bevallingsdatum en de oorzaak van het ziek zijn is zwangerschap gerelateerd: de werkgever kan voor haar een Ziektewet uitkering aanvragen bij het UWV. Er bestaat ook recht op een ZW-uitkering bij ziekmelding door een miskraam of abortus.
3. De werkneemster wordt ziek in de periode van 6 tot 4 weken voor de uitgerekende bevallingsdatum, terwijl het verlof nog niet is ingegaan dan gaat het verlof direct in. De flexibiliseringsmogelijkheid vervalt dan.
Bijzondere omstandigheden
a. Bij overlijden van de baby na 24 weken zwangerschap bestaat er recht op 16 weken ZW-uitkering.
b. Wanneer het pasgeboren kind tijdens het bevallingsverlof in het ziekenhuis moet worden opgenomen vanwege zijn medische situatie, dan geldt per 1 januari 2015 dat het bevallingsverlof wordt verlengd met het aantal opnamedagen. Hierbij geldt dat de berekening van het extra verlof slechts geldt (1) over de periode dat het kind meer dan 7 dagen in het ziekenhuis heeft gelegen én (2) de ziekenhuisopname langer duurt dan het aantal dagen waarmee het bevallingsverlof als gevolg van de werkelijke datum van bevalling verlengd.
N.B.: deze verlenging ziet niet op situaties waarbij het kind in het ziekenhuis verblijft wegens medische redenen van de moeder.
c. Bij overlijden van de moeder tijdens of kort na de bevalling, krijgt de partner sinds 1 januari 2015 recht op opname van het restant van het bevallingsverlof. Dit geldt ook als de moeder geen werkneemster was, maar bijvoorbeeld niet werkte of zelfstandige was.
Meerlingenverlof
Sinds 1 april 2016 gaat het zwangerschapsverlof van werknemers die zwanger zijn van een meerling, 10 tot uiterlijk 8 weken voor de uitgerekende bevallingsdatum in. Tot die tijd was dat 6 tot uiterlijk 4 weken voor de uitgerekende datum. Op 1 april 2018 is de duur van het zwangerschapsverlof en bevallingsverlof voor vrouwen die zwanger zijn van een twee- of meerling veranderd. Het totale verlof is dan minimaal 20 weken (was 16 weken).